De beperkte kennis inzake de macro-invertebraten van Oost-Afrika en meer specifiek de beperkte kennis van de epifauna van zeegrasvelden aldaar, dienden als aanzet tot het bestuderen van de macro-epifauna en het macrobenthos van deze zeegrasvelden. In september 1993 werden in de zeegrasvelden van Gazi Bay (Kenya) zeven stations bemonsterd. Drie daarvan zijn in de West- en de zijkreek gelegen en omvatten de epifauna van de zeegrassen Cymodocea rotundata en C. serrulata. Drie andere stations bevatten de epifauna van Thalassodendron ciliatum in de Oostkreek en één station de epifauna van T. ciliatum in de baai. Naast de epifauna werd ook de infauna van deze zeegrasvelden bestudeerd. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen de bladeren, de stengels en de wortelsystemen (bodem) van de zeegrassen. De faunistische analyse van de epifauna geassocieerd met zeegrassen in Gazi Bay toonde aan dat de Crustacea dominant zijn: Amphipoda, Isopoda, Tanaidacea, Cumacea, Copepoda en Ostracoda vormden de belangrijkste groepen. De Decapoda kwamen in heel kleine aantallen voor. Voornamelijk de Amphipoda kwamen in grote aantallen voor als epifauna op de zeegrassen. De bovenvermelde zes groepen Crustacea werden van naderbij beschouwd. De aangetroffen dieren werden, waar mogelijk, gedetermineerd tot op genus-niveau en een morfologische beschrijving werd gegeven. Ook het voorkomen in het studiegebied, Gazi Bay, van deze genera werd besproken. Per groep werd tenslotte nog een determinatiesleutel opgesteld. De tabel aan het einde van deze samenvatting geeft de gestandaardiseerde densiteiten van de zes groepen Crustacea en de totale fauna densiteit in de verschillende stations, opgesplitst in blad, stengel en wortel, weer. Via multi-variate analyse-methoden (TWINSPAN & CCA) werd de structuur van alle taxa in de epifauna- en benthosgemeenschappen van de zeven stations onderzocht. Uit de TWINSPAN-analyse kon besloten worden dat de stations inderdaad gegroepeerd konden worden in drie verschillende gemeenschappen: de Cymodocea-gemeenschap in de Westkreek (drie stations), de Thalassodendron ciliatum-gemeenschap in de Oostkreek (drie stations) en de T. ciliatum in de baai (één station). Zelfs binnen deze drie gemeenschappen kon nog de opsplitsing gemaakt worden in blad, stengel en wortelfauna. Door de gebrekkige faunistische kennis over de macro-invertebraten van Oost-Afrika en de beperkte staalname, kunnen deze groepen niet éénduidig gekarakteriseerd worden door kenmerkende soorten. Ten slotte werden de twee kreken, in navolging van een vegetatieve studie van de Oosten de Westkreek, nog vergeleken wat betreft de densiteiten en de biomassa's van de epifauna en het benthos. Hieruit blijkt dat de twee kreken duidelijk verschillen van elkaar. De densiteiten van de epifauna van de Westkreek (1653 ind/m²) liggen veel lager dan deze van de Oostkreek (21412 ind/m²). Dit echter in tegenstelling tot het benthos, waar in de Oostkreek veel lagere densiteiten (20085 ind/m²) dan in de Westkreek (46337 ind/m²) worden waargenomen. Het gevolg van deze twee verschijnselen samen is dat de beide kreken gekenmerkt worden door ongeveer dezelfde totale densiteiten aan macro-invertebraten. Ook de biomassa volgt deze tendens. Een onrechtstreekse biomassa-schatting van de Oostkreek levert een waarde tussen 0,02 en 166 g DW/m², deze van de Westkreek ligt tussen 0,0238 en 192 g DW/m². Wat betreft de epifauna van de zeegrassen zelf, is de Oostkreek dus duidelijk rijker dan de Westkreek. |