Ecology of vegetation on alluvial plains and salt marches |
Dutch title: Vegetatie ecologie van alluviale gebieden en schorre vegetatie en flora
Parent project: Research on the environmental effects of the SIGMA plan, more
Acronym: OMES 1 Period: 1995 till 1998 Status: Completed
Thesaurus terms Alluvial deposits; Ecology; Flora; Salt marshes
|
|
Institute |
Top |
- Universiteit Gent; Faculteit Wetenschappen; Vakgroep Biologie; Laboratorium Plantkunde, more
|
Abstract |
Teneinde de uitgangssituatie qua vegetatie vast te leggen is gekozen voor een uitgebreide kartering. Van die delen van het valleigebied van de Zeeschelde (grosso modo het gebied gelegen onder de 5m TAW) die onder invloed staan van de rivier (de gecontroleerde overstromingsgebieden) of zouden kunnen staan of die biologisch zeer belangrijk zijn, wordt een actualisatie van de Biologische-Waarderings-Kaart (BWK) d. m.v. vegetatieopnames op perceelsniveau en luchtfoto-interpretatie uitgevoerd. Voor alle schorren wordt de vegetatiekartering van 1992 (Hoffmann, 1993) geactualiseerd eveneens via luchtfoto-interpretatie en vegetatie-opnames. Het detail van deze kartering (zowel de ruimtelijke resolutie als de gebruikte vegetatietypes) is veel groter dan in het valleigebied.
Naast het karteren van de vegetaties is ook gekozen voor het opvolgen van enkele specifieke soorten. Jaarlijks worden bijvoorbeeld alle biezenpopulaties in kaart gebracht (Hoffmann et al., 1996) om een beter zicht te krijgen in de factoren die het voorkomen van biezen bepalen en in de mogelijkheden van aanplant of natuurlijke uitbreiding van biezen bij het voorkomen van schorerosie (zie ook Hoffmann et al., 1997).
Teneinde de impact te kennen van de vegetaties in buitendijkse schorren en in gecontroleerde overstromingsgebieden op de processen die zich op het ecosysteem niveau afspelen is het esentieel te weten hoe deze vegetaties samengesteld zijn, hoe hun onderlinge oppervlakte verhoudingen zijn en hoe ze eruit zien bij gewijzigde hydrodynamische, morfodynamische, gebruiksdynamische en/of zoutdynamische omstandigheden. Deze parameters zijn sterk vegetatiebepalend en kunnen door een veranderend waterbeheer substantiëel wijzigen. Dat de vegetatiesamenstelling belangrijk is, blijkt uit het feit dat bijvoorbeelde Riet een andere impact heeft op de C- N- en P- huishouding en anders bijdraagt tot de O2-huishouding in de rhizosfeer dan Wilg of Bies.
In een inventariserend luik wordt de huidige toestand van de vegetatie in landwaarts (binnendijks) gelegen alluviale gebieden en in rivierwaarts (buitendijks) gelegen schorren geanalyseerd en wordt buitendijks door middel van permanente kwadraten (pq's) de successie op korte termijn gevolgd. Om de impact van voorvermelde parameters te kennen worden ter hoogte van (een selectie van) pq's enerzijds een gedetailleerd pedologisch en anderzijds een hydrologisch onderzoek uitgevoerd.
Teneinde een beter inzicht te krijgen in de C-, N- en P- fluxen van schorvegetaties en een kalibratie toe te laten van de experimentele benadering die ten grondslag ligt aan het helofytengroeimodel, wordt een detailstudie uitgevoerd van de seizoenale patronen van bovengrondse biomassaproductie, bladoppervlak (LA), C-, N- en P- gehalte van levende en dode plantendelen van Phragmites australis en Schoenoplectus tabernaemontani. Dit onderzoek werd reeds opgestart in 1995 met een globale morfologisch-ecologische screening van rietvegetaties langsheen de volledige zoutgradiënt waar Riet voorkomt langsheen het Schelde-estuarium en werd in 1996 vervolgd met een detailstudie van boven- en ondergrondse plantendelen van Riet in een aantal permanente kwadraten (pq's). De verticale verdeling van de wortelbiomassa zal gebruikt worden om de grootte van de rhizosfeer van rietvegetatie te kunnen inschatten. Vanaf 1997 worden dezelfde parameters (echter uitsluitend bovengronds) in enkele riet- en biesvegetaties verder opgevolgd, waarbij de invloed van beheersmaatregelen mede geëvalueerd worden. Gegevens uit deze verschillende deelonderzoeken moeten ons in staat stellen globale uitspraken te doen over de export van organisch materiaal uit de schorvegetaties naar het pelagiaal toe. De verkregen data zullen gebruikt worden om het helofytengroeimodel te kalibreren. |
|