Erodibiliteit en kans op het ontstaan van zettingsvloeiing als maat voor stabiliteit van oevers, onderwatertaluds en rivierbodem van de Lek
Stouthamer, E.; Pierik, H.J.; Cohen, K.M. (2011). Erodibiliteit en kans op het ontstaan van zettingsvloeiing als maat voor stabiliteit van oevers, onderwatertaluds en rivierbodem van de Lek. Rijkswaterstaat/Deltares: [s.l.]. 49 + appendices pp.
| |
Authors | | Top |
- Stouthamer, E.
- Pierik, H.J.
- Cohen, K.M.
|
|
|
Abstract |
In het kader van een nieuw te formuleren visie op het beheer van de bodemligging van de Lek voor de korte en lange termijn willen Rijkswaterstaat en Deltares weten hoe groot de stabiliteit van de oevers, de onderwatertaluds en de rivierbodem is. Deltares heeft het Departement Fysische Geografie, Universiteit Utrecht opdracht gegeven om op basis van bestaande gegevens van de samenstelling van de ondergrond de erodibiliteit en de kans op het ontstaan van zettingsvloeiing te bepalen en daarmee de stabiliteit van de oevers, de onderwatertaluds en de rivierbodem van de Lek (Fig. 1) zo goed mogelijk te kwantificeren.De stabiliteit wordt onder andere bepaald door de erodibiliteit en de kans op het ontstaan van zettingsvloeiing. De erodibiliteit is afhankelijk van de samenstelling van de oevers en onderwatertaluds tot op de diepte van de geulbasis en de samenstelling van het sediment waarin de basis van de riviergeul is ingesneden. De lithologische opbouw van de oevers, onderwatertaluds en het materiaal waarin de basis van de watervoerende geul van de Lek is ingesneden, is bepaald in lithologische dwars- en langsprofielen. De ruimtelijke verbreiding en de diepteligging van zand in de ondergrond is ook weergegeven in een zanddieptekaart. In stroomafwaartse richting van Hagestein naar Kinderdijk neemt de diepte van de pleistoceen daloppervlak toe en ook het verschil met de gemiddelde bodemligging van de Lek. In het stroomopwaartse deel kruist de Lek veelvuldig oudere holocene stroomgordels. Stroomafwaarts van Vianen neemt dit significant af. Stroomopwaarts van Schoonhoven worden zandige meeropvullingen aangesneden. In het meest stroomafwaartse gedeelte kruist de Lek enkele grote rivierduincomplexen. Het voorkomen en de diepte van de erosiekuilen is positief gerelateerd aan het voorkomen van deze Holocene zandbanen, zandige meervullingen en Pleistocene rivierduinen in de ondiepe ondergrond. Het was mogelijk om voor lithologische eenheden (10 typen zand, klei en veen) de erodibiliteit te karakteriseren. De erodibiliteit van zand is vastgesteld op basis van de relatie tussen de mediane korrelgrootte en de kritieke Shields'-waarde. De erodibiliteit van klei en veen is bepaald op boring/sondering combinaties. De kans op het ontstaan van zettingsvloeiing als gevolg van belasting van de oevers en onderwatertaluds van de Lek is bepaald voor dezelfde boring/sondering combinaties. |
|