Onderzoek naar de betrouwbaarheid van de 14C-methode met behulp van track-autoradiografie
Wildschut, M.A. (1981). Onderzoek naar de betrouwbaarheid van de 14C-methode met behulp van track-autoradiografie. Interne verslagen Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, 1981(6). NIOZ: Texel. 32 pp.
Deel van: Interne verslagen Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. Nederlands Insituut voor Onderzoek der Zee: Texel. , meer
| |
Abstract |
Aan het meten van de primaire productie van aquatische oecosystemen met behulp van de 14C-methode kleeft een aantal bezwaren. Het voornaamste is wel dat de methode meet op systeem- niveau terwijl de resultaten de opstelsom zijn van (1) de fysiologische eigenschappen van de verschillende algen-soorten en (2) de interacties tussen autotrophen en heterotrophen. Aan drie van dit type factoren is enig onderzoek verricht. De eerste, excretie, bleek verwaarloosbaar. De invloed van de incubatiemethode, met het oog op "bottle-enclosure-effecten", werd onderzocht door vergelijking van een serie korte incubaties bij elkaar, met één lange. De productie van de eerste serie was langer dan die van de lange incubatie. Wellicht wordt dit veroorzaakt door een tijdelijke terugslag in opnamesnelheid aan het begin van een incubatie. Onderzoek naar de invloed van bakteriën stuitte op methodische problemen. De bepaling van de primaire productie op (cel-c.q.) soortsniveau bleek mogelijk met autoradiografie. Van de voor het lichtmicroscoop geschikte varianten van deze methode verdient track-autografie bij kwantitatieve bepaling de voorkeur boven grain density-autoradiografie, omdat bij de eerste variant relevante achtergrond vrijwel ontbreekt, hetgeen correcte interpretatie van de autoradiogrammen belangrijk eenvoudiger maakt. De practische uitvoering van track-autoradiografie bleek niet eenvoudig; de ondervonden problemen worden in detail besproken. De op grond van track-tellingen berekende primaire productie kwam goed overeen met die berekend uit koolstofinhoud en verdubbelingstijd. |
|