Verkennende studie kribben Fort Filip: deelrapport 2. Aanvullende scenario’s
Maximova, T.; Smolders, S.; Schramkowski, G.; Verwaest, T.; Mostaert, F. (2016). Verkennende studie kribben Fort Filip: deelrapport 2. Aanvullende scenario’s. Versie 5.0. WL Rapporten, 15_042. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. IV, 28 pp.
Deel van: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , meer
| |
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Projectrapport
|
Trefwoorden |
Hydraulics and sediment > Hydrodynamics > Current velocities and patterns Hydraulics and sediment > Hydrodynamics > Tides Hydraulics and sediment > Morphology > Erosion / sedimentation Hydraulics and sediment > Morphology > Intertidal zones Numerical modelling Structures > Hydraulic structures > Coastal structures > Coast defences > Groynes ANE, Schelde-estuarium [Marine Regions]
|
Abstract |
In dit deelrapport wordt op indicatieve wijze het effect van een kribbe op erosie en depositie nabij Fort Filip onderzocht. Dit gebeurt louter op basis van veranderingen in het stromingsveld, en dan met name de optredende bodemschuifspanning. Er worden drie varianten van de kribben beschouwd, in volgorde van afnemende hoogte van de kruin ‘hoog’, ‘midden’ en ‘laag’ genoemd.Bij alle drie deze scenario’s wordt op en nabij de kribbe een verhoging van de bodemschuifspanning gevonden. Dit betekent dat deze locatie gevoeliger zal kunnen zijn voor erosie. Binnen dit gebied bevindt zich ook de reeds eerder bestudeerde locatieput (zie Maximova et a. 2015). Deze locatie zal derhalve ook in de toekomst nadere aandacht vergen. Stroomopwaarts van de kribbe treedt nabij de oever een verlaging van de maximale bodemschuifspanning op. De kritische bodemschuifspanning voor beweging van sediment (hier op 1 Pa gesteld) wordt hier evenwel nog steeds overschreden, zijn het slechts gedurende 10 a 15% van de tijd. Dit impliceert dat sediment in dit gebied minder mobiel zal worden, hetgeen indiceert dat de kribben als sedimentvang kunnen fungeren. Uit onderlinge vergelijking van de varianten blijkt dat de maximale bodemschuifspanning voor scenario ‘hoog’ over het algemeen merkbaar lager ligt als voor de overige twee varianten. Op basis hiervan is scenario ‘hoog’ preferent aangezien hierbij het sediment naar verwachting het minst mobiel zal zijn. Deze resultaten zijn indicatief aangezien zij zijn verkregen op basis van een hydrodynamische modelstudie, er is dus geen sedimenttransport uitgerekend. Er kunnen zonder verdere studie dan ook geen accuratere kwantitatieve uitspraken worden gedaan |
|