one publication added to basket [381517] | Littekens op de zeebodem. Een onderzoek naar de faunistische effecten op lange termijn van diepe zandwinning voor de Nederlandse kust.
Witbaard, R.; Craeymeersch, J. (2023). Littekens op de zeebodem. Een onderzoek naar de faunistische effecten op lange termijn van diepe zandwinning voor de Nederlandse kust. NIOZ-rapport, 2023-01. NIOZ Royal Netherlands Institute for Sea Research: Den Burg. 42 pp. https://dx.doi.org/10.25850/nioz/7b.b.8d
Part of: NIOZ-rapport. Netherlands Institute for Sea Research (NIOZ): Den Burg. ISSN 0923-3210, more
| |
Authors | | Top |
- Witbaard, R., more
- Craeymeersch, J.
|
|
|
Abstract |
In dit rapport worden de resultaten van een studie naar de lange termijn effecten van middeldiepe zandwinning voor de Nederlandse kust gepresenteerd. Om deze effecten in te schatten is een vergelijking gemaakt van de samenstelling van de bodemfauna in de zandwinputten van verschillende leeftijden met de eromheen liggende referentiestations. Daarnaast zijn van de bemonsterde stations, waterdiepte, mediane korrelgrootte, slibgehalte en percentage organische stof bepaald. De zandwinputten verschilden van elkaar wat betreft leeftijd tussen 2 en 12 jaar. De geografische ligging liep van terHeide (52° 04’NB) tot Ameland (53°34’NB). Tijdens de bemonstering in februari 2022 was de waterdiepte van alle vier zandwinputten gemiddeld 4 meter groter dan de omliggende referentiegebieden. Er zijn grote regionale verschillen in gevonden slibgehaltes in zowel referentie gebieden als in zandwinputten. Gemiddeld is het slibgehalte in de bemonsterde zandwinputten met een factor 4 toegenomen t.o.v. de omliggende referentie gebieden en is het gemiddelde slibgehalte 9.5% ( range=0 tot 46%). Mediane korrelgrootte in de zuidelijkste en meest noordelijke winput is gemiddeld 55 % gedaald t.o.v. de referentiegebieden. In de twee winputten die voor de Noordhollandse kust liggen is er geen verschil in mediane korrelgrootte, maar slibgehaltes in die putten zijn wel verhoogd. Het percentage organische stof is sterk gekoppeld met het slibgehalte en het gemiddelde gehalte verdubbelt van 0.87% in de referentie gebieden tot 1.50 %. in de putten. Multivariate analyse laat zien dat er sprake is van 3 regios die gekenmerkt worden door verschillende bodemfauna’s. Omdat het verschil in ouderdom van de zandwinputten in deze 3 regios parallel loopt met de geografische ligging kan het effect van leeftijd en geografische ligging niet van elkaar gescheiden worden. De bemonsterde middeldiepe zandwinputten worden gekenmerkt door een gemiddeld hogere biomassa en dichtheid. Het aantal soorten laat geen duidelijke verschil zien maar heterogeniteit van de fauna in de putten is lager dan in de omliggende referentie gebieden. Dominantie is hoger in de zandwinputten. De fauna in de zandwinputten wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van deposit feeders en interface feeders. De fauna in de omliggende refereniegebieden is gekenmerkt door tweekleppige filterfeeders. De resultaten van deze studie laten zien dat rekolonisatie van een nieuw gedolven zandwinput welliswaar snel is, maar een volledig herstel en terugkeer van de orginele bodemfauna in middeldiepe zandwinputten een zeer langdurig proces kan zijn. De mogelijkheden van herstel hangen waarschijnlijk sterk af van de abiotiek in de omgeving en de exacte locatie en oriëntatie van de winput. |
|