Windparken in de Noordzee: effecten op vis en bodemfauna
Coolen, J.W.P. (2008). Windparken in de Noordzee: effecten op vis en bodemfauna. Course certificate Thesis. Rijksuniversiteit Groningen/Stichting De Noordzee: Utrecht. 87 pp.
|
Available in | Author |
|
Document type: Dissertation
|
Keywords |
Aquatic communities > Benthos Aquatic organisms > Marine organisms Ecosystem disturbance Fauna Impacts Motors > Turbines Parks Wind energy Marine/Coastal |
Abstract |
De Nederlandse overheid heeft het doel gesteld om 6.000 Megawatt aan opwekvermogen windenergie in de Noordzee te hebben staan in 2020. Binnen Europa zijn er 22 bestaande windparken, er zijn er meer in aanleg en nog meer in planning voor komende jaren.Windparken in het Nederlandse deel van de Noordzee zijn gesloten voor visserij. Er wordt beweerd dat dankzij sluiting voor visserij, windparken bescherming bieden aan vis en zo werken als refugium. Stichting De Noordzee heeft de vraag gesteld of deze bewering gebaseerd is op feiten. In dit project is uitgezocht of deze bewering onderbouwd kan worden met resultaten uit onderzoek aan windparken. Hiervoor zijn onderzoeken aan vis en bodemfauna geanalyseerd. Hieruit is gebleken dat de bewering dat windparken refugia zijn voor vis niet is te onderbouwen met wetenschappelijke gegevens. Er zijn geen positieve effecten op vis aangetoond in onderzoeken aan bestaande windparken.In voorliggende rapportage wordt ook het Nederlandse beleid ten aanzien van windparken op zee geanalyseerd. Hierbij is gebleken dat het huidige beleid niet voldoet om de doelstelling van 6.000 MW te halen. Op dit moment wordt het beleid herzien in het Ruimtelijk Perspectief Noordzee en het Waterplan. Ook het subsidiestelsel wordt aangepast. Eind 2008 worden deze plannen openbaar. De fauna op de zandbodem in Europese windparken werd in geen enkel park op grote schaal verstoord door aanwezigheid van de windturbines. De natuurlijke variatie in bodemfauna was dermate groot dat gevonden verschillen tussen parken en referentiegebieden niet significant waren. De epifauna op de masten en stortsteen rond turbines verschilde niet significant van referentiegebieden met gelijke ondergrond. In 2 Zweedse windparken werden rond de masten mosselbanken gevonden op voormalige zandbodem. In 1 Deens windpark werden organismen die normaal op steen leven, gevonden op van de mast losgeslagen mosselschelpen in het zandbed. In de metingen aan vis werden veel verschillen gevonden, zowel binnen de windparken als met referentiegebieden. De natuurlijke variatie in vispopulaties is groot. De gevonden veranderingen vielen binnen de natuurlijke variatie van de gebieden en werden niet significant bevonden. Door duikers werden in verschillende windparken scholen vis (onder andere Kabeljauw en Wijting) gezien tijdens rustige windomstandigheden waarbij de turbines weinig geluid produceren. Potentiële effecten van windparken bestaan uit verspreiding van organismen vanaf de masten en stenen naar de zandbodem waarbij zij het bestaande ecosysteem verstoren. Turbines maken geluid dat vissen kan verstoren. Beide effecten zijn onvoldoende onderzocht om onderbouwde uitspraken over te doen. Sluiting voor visserij heeft voor sessiele organismen in de zandbodem waarschijnlijk voor elk formaat windpark een positief effect. Voor beperkt migrerende bodemorganismen zou een windpark een minimale afmeting van 2.500 km2 moeten hebben. Voor beperkt migrerende vissoorten wordt een minimale afmeting van 10.000 km2 gesloten gebieden geadviseerd. Dit is niet haalbaar binnen de huidige plannen voor totaal 1.000 km2 windpark. Stichting De Noordzee wordt geadviseerd om in haar boodschap het huidige gehanteerde voorzorgsbeginsel aan te blijven houden. Hierbij zouden windparken gerealiseerd moeten worden in gebieden waar de potentiële ecologische gevolgen het laagst zijn. |
|