Veiligheid: vergelijking van Nederlandse en Vlaamse randvoorwaarden
Asselman, N.E.M.; Verhoeven, G.; Peeters, P.; Coen, L. (2008). Veiligheid: vergelijking van Nederlandse en Vlaamse randvoorwaarden. Deltares/Waterbouwkundig Laboratorium: [s.l.]. 25 slides pp.
|
Available in | Authors |
|
Document type: Presentation
|
Event | Top | Authors |
- Studiedag Lange Termijn Visie: Onderzoek & Monitoring Schelde-estuarium, more
|
Abstract |
In Vlaanderen en Nederland worden verschillende studies uitgevoerd met als doel het huidige overstromingsrisico te bepalen en maatregelen te inventariseren om het risico te verminderen (vb. Veiligheid Nederland in Kaart, Geactualiseerde Sigmaplan, …). Ook de Hoogwaterrichtlijn dwingt de EU lidstaten na te denken over een reductie van het overstromingsrisico.Het overstromingsrisico is een functie van de kans op een overstroming en de gevolgen van een overstroming. De kans op een overstroming wordt bepaald door de kans op extreem hoogwater en de kans op het daadwerkelijk bezwijken van de waterkering. De gevolgen zijn afhankelijk van het landgebruik en de te verwachten waterdiepte. De waterdiepte wordt mede bepaald door de buitenwaterstand en de duur van het hoogwater. Ook de keuze van modelinstrumentarium (softwarekeuze en schematisatiewijze) speelt hierbij een rol.De vragen die in deze presentatie centraal staan zijn:- Welke maatgevende waterstandsverlopen zijn beschikbaar in Nederland en in Vlaanderen bepaald?
- Wat is het effect van eventuele verschillen op de te verwachte gevolgen van een overstroming (in termen van waterdiepte en overstroomd oppervlak).
De resultaten tonen aan dat de overschrijdingsfrequenties die in Nederland zijn vastgesteld afwijken van de Vlaamse. Zo kon voor de overschrijdingskansen te Vlissingen worden vastgesteld dat de Nederlandse waarden bij de grote herhalingstijden tot bijna 15 cm hoger kunnen zijn dan de Vlaamse waarden. De verschillen zijn echter niet constant binnen het Schelde estuarium en tussen 2 meetposten afhankelijk van de gekozen tijlocatie(s) en de interpolatiewijze.Ook de methoden waarmee het waterstandsverloop wordt vastgesteld zijn verschillend. De standaard methode in Nederland gaat uit van een gemiddeld getijverloop waarop een 35 uur durende storm wordt gesuperponeerd. De maximum stormopzet valt 4,5 uur na hoogwater. In Vlaanderen bestaat geen standaardmethode voor overstromingsmodelleringen. De actualisatie studie van het Sigmaplan maakt ook gebruik van synthetische randvoorwaarden, waaronder deze volgens de composietmethode. Zowel Nederland als Vlaanderen kennen ook het gebruik van (al dan niet aangepaste) historische stormperioden.De gevoeligheidsanalyses met verschillende waterstandsverlopen tonen aan dat:- verschillen in maximum waterstand tot een relatief klein verschil leiden in berekende waterdieptes en overstroomd oppervlak. De verschillen zijn klein doordat het overstroomd oppervlak vooral bepaald wordt door het al dan niet overstromen van de secundaire keringen (deze hebben dus een groot effect op het overstromingsverloop);
- Veranderingen in stormduur en faseverschil tussen stormopzet en gemiddeld getij leiden tot mogelijks een langduriger hoogwater en beïnvloedt teven de hoogte van de hoog- en laagwaters volgend op het eigenlijke hoogwater. De duur van hoogwater, maar vooral de laag- en hoogwaters volgende op het eigenlijke hoogwater spelen een belangrijke rol in de uiteindelijke waterdieptes en overstroomd oppervlak. Overstromingsgebieden lopen mogelijks minder leeg tijdens laagwater en/of vullen al dan niet meermaals. Ook nu geval worden de verschillen vooral bepaald door het wel of niet overstromen van de secundaire keringen.
Aanbevolen wordt om de Nederlandse en Vlaamse maatgevende waterstanden op elkaar af te stemmen. Ook wordt sterk aangeraden om de gevolgen van een overstroming niet te baseren op 1 scenario, maar altijd gebruik te maken van een serie scenario’s. |
|