Ontpolderen: wel of niet? : effect van ontpolderen op natuurontwikkeling in het Schelde-estuarium
Kemerink, J.S. (2004). Ontpolderen: wel of niet? : effect van ontpolderen op natuurontwikkeling in het Schelde-estuarium. MSc Thesis. TU Delft: Delft. 135 pp.
|
Available in | Author |
|
Document type: Dissertation
|
Abstract |
Het Schelde-estuarium is een van de zeldzame riviermondingen in west Europa waar het getij nog vrij spel heeft en een dominante rol speelt bij de vorming van het estuarium. Dit kenmerkt zich door een sterke dynamiek en schept daarmee een unieke leefomgeving voor mens en natuur. Door een toename van het menselijk handelen in het systeem en externe veranderingen, zoals de relatieve zeespiegelstijging, staan de functies van het estuarium onder druk. Om deze functies te waarborgen in de nabije toekomst (2030) zijn ingrepen noodzakelijk. Ontpolderen, het teruggeven van binnendijks gebied aan de zee, wordt als meest effectieve maatregel gezien voor natuurbehoud en ontwikkeling. Deze zeer ingrijpende maatregel stuit echter op veel verzet bij de locale bevolking. ProSes laat, als de verantwoordelijke projectdirectie, in het kader van de strategische milieu effectenrapportage (S-MER) onderzoek doen naar de gevolgen van de ingrepen voor het estuarium. Dit afstudeeronderzoek loopt parallel aan de onderzoeken van ProSes en concentreert zich op de morfologische effecten van de ontpoldering van de Hedwige- Prosper en Doelpolder. Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van het semi-empirische model ESTMORF. Dit model is echter onderhevig aan onzekerheden en alleen relatieve analyses worden als voldoende betrouwbaar geacht. Hiervoor is eerst de autonome ontwikkeling van het estuarium als referentiesituatie beschreven. Daarnaast is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd om de invloed van onzekere invoergrootheden op de modelresultaten te bepalen. Hierbij is specifiek gekeken naar de toekomstige zeespiegelstijging. Uit de analyse van de ontpoldering, waarin de beschouwde onzekerheden zo goed mogelijk meegenomen zijn, blijkt dat de initiële winst aan intergetijde gebied nagenoeg behouden blijft. Benedenstrooms vindt echter een afname plaats van waardevol intergetijde gebied. Deze afname is gering in vergelijking met de afname van het intergetijde gebied bij de autonome ontwikkeling van het estuarium. Daarmee lijkt ontpoldering een goede ingreep uit het oogpunt van vergroting van het intergetijde gebied. Onduidelijk blijft wat het effect is van niet onderzochte onzekerheden. Het 'morfologische succes' van ontpolderen betekent niet automatisch ook een succesvolle natuurontwikkeling, noch dat het een maatschappelijk gewenste ingreep zou zijn. Hierbij spelen veel meer factoren een rol. Alleen gedegen onderzoek op alle terreinen zal antwoord kunnen geven op de vraag 'ontpolderen: wel of niet?'. |
|