Geotextiel voor waterbouwkundige toepassingen: studie naar vereisten voor gronddichtheid en waterdoorlaatbaarheid
Vercruysse, J.; De Backer, G.; Verelst, K. (2022). Geotextiel voor waterbouwkundige toepassingen: studie naar vereisten voor gronddichtheid en waterdoorlaatbaarheid. Versie 3.0. WL Rapporten, 17_102_1. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. VII, 23 + 2 p. bijl. pp. https://dx.doi.org/10.48607/81
Part of: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , more
|
|
Available in | Authors |
|
Document type: Project report
|
Keywords |
Hydraulic structures > Erosion protection > Geotextile Literature and desktop study
|
Authors | | Top |
- Vercruysse, J.B., more
- De Backer, G.
- Verelst, K., more
|
|
|
Abstract |
Geotextielen worden in waterbouwkundige toepassingen als filterconstructie onder een erosiebescherming geplaatst om gronduitspoeling te voorkomen. Hierbij is het belangrijk dat het geotextiel voldoende gronddicht is om gronduitspoeling tegen te gaan alsook voldoende waterdoorlatend om drukopbouw onder de erosiebescherming te voorkomen. Voor bestekbepalingen voor geotextiel onder een erosiebescherming bij waterwerken wordt door het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken verwezen naar het standaardbestek 260 (SB260). Voor geotextielen wordt in het SB260, waar mogelijk, doorverwezen naar de door COPRO uitgegeven PTV829. Het type 6 geotextiel uit de PTV829 is hierbij van toepassing voor waterbouwkundige werken zoals oeverbeschermingen. In de PTV829 wordt de gronddichtheid van een geotextiel gekarakteriseerd door middel van de karakteristieke openingsmaat en de waterdoorlaatbaarheid door middel van de velocity index. De PTV829 versie 4.0 stelt voor een type 6 geotextiel een vereiste karakteristieke openingsmaat voor in verhouding tot de D90 waarde van de ondergrond. Voor de waterdoorlatendheid werd een constante waarde opgegeven onafhankelijk van de ondergrond. De vraag stelt zich of voor de waterdoorlatendheid niet overgegaan diende te worden naar een vereiste in functie van de karakteristieken van de ondergrond. Een literatuurstudie werd uitgevoerd naar de gangbare vereisten voor de gronddichtheid en de waterdoorlatendheid van een geotextiel. Hieruit volgt dat in de literatuur zowel voor de gronddichtheid als voor de waterdoorlatendheid steeds een criterium gehanteerd wordt in functie van de ondergrond. Hiervoor wordt ofwel een waarde opgegeven op basis van een beschrijving van de ondergrond (klei, zanderige klei, zand) of op basis van de korrelverdeling en de doorlatendheidscoëfficiënt van de ondergrond. Vervolgens wordt nagegaan hoe de vereisten uit de literatuur en de vereisten uit de PTV829 zich verhouden tot de commercieel beschikbare geotextielen. Hiervoor werden zowel BENOR-gecertificeerde geotextielen als niet-BENOR-gecertificeerde geotextielen die voldoen aan de vereisten op vlak van rek, treksterkte en perforatieweerstand horende bij een type 6 geotextiel beschouwd. Uit deze analyse volgt dat slechts twee BENOR-gecertificeerde geotextielen en drie niet-BENOR-gecertificeerde geotextielen voldeden aan de vereiste constante waarde voor de waterdoorlatendheid uit de PTV829 v4.0. De karakteristieke openingsmaat van deze geotextielen hoort bij zanderige ondergronden. De constante waarde van de waterdoorlatendheid is eveneens van toepassing voor gronden met een hoge doorlaatbaarheid. Op basis van deze vaststelling werd aan de sectorale commissie die de PTV829 uitgeeft, en waarin ook DMOW zetelt, een aanpassing voorgesteld aan de vereisten voor het type 6 geotextiel. Deze aanpassing betreft het opdelen van het type 6 geotextiel in een type 6a voor cohesieve gronden en een type 6b voor niet cohesieve gronden. Het type 6b komt hierbij overeen met het voorgaande type 6. Voor type 6a wordt een lagere, maar nog steeds relatief hoge, waterdoorlatendheid voorgesteld. Deze aanpassing werd goedgekeurd en opgenomen in de in januari 2021 uitgegeven PTV829 v5.0. |
|