Effecten van koelwater op het zoute aquatische milieu
Hartholt, J.G.; Jager, Z. (2004). Effecten van koelwater op het zoute aquatische milieu. Rapport RIKZ = Report RIKZ, 2004.043. RIKZ: Middelburg. 40 pp.
Part of: Rapport RIKZ = Report RIKZ. Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ): s-Gravenhage. ISSN 0927-3980, more
| |
Keywords |
Marine/Coastal; Brackish water; Fresh water |
Abstract |
De projectgroep Koelwater van de Commissie Integraal Waterbeheer heeft als opdracht een nieuwe beoordelingssystematiek voor warmtelozingen op te stellen. Ter onderbouwing van de op te stellen systematiek is de studie “Effecten van koelwater op het zoute aquatische milieu” uitgevoerd tezamen met een effectenstudie voor de zoete wateren. Onder het zoute aquatische milieu wordt in elk geval de Noordzeekust, de Waddenzee, de Oosterschelde en de brakke estuaria Eems en Westerschelde verstaan. Doelstelling van de studie is het samenvatten van literatuurgegevens over ecologische effecten van het gebruik van zout oppervlaktewater voor koeling van industriële processen. Het gaat daarbij niet alleen om de effecten op het aquatische milieu van de warmtelozing, maar ook om de effecten van de onttrekking. Concrete vragen voor de studie zijn: “Kan worden aangegeven wat de effecten zijn van overschrijdingen van de bestaande koelwaternormen, zoals lozen warmer dan 30 ºC, op het aquatische milieu?” en “Wat zijn de effecten van wateronttrekking ten behoeve van koeling?”. De resultaten van de studie zijn zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijke literatuur. Aan de uitkomsten van de literatuurstudie is een “visie op toetsingscriteria voor koelwatergebruik” toegevoegd. Dit omdat toetsingscriteria voor koelwatergebruik aan de hand van de literatuurgegevens moeilijk te formuleren zijn. In de studie is niet ingegaan op de consequenties van de bevindingen voor de lozers van warmte. Dit komt aan de orde in de CIW rapportage over de nieuwe beoordelingssystematiek. Wat zijn de effecten van onttrekking van koelwater?Een veel toegepaste techniek om overtollige warmte af te voeren die vrij komt bij de opwekking van elektriciteit en bij industriële processen is doorstroomkoeling. Doorstroomgekoelde elektriciteitscentrales hebben 40 tot 60 m3/s nodig per 1.000 MWe opgesteld vermogen. In Nederland zijn bijvoorbeeld de Eemscentrale en de Borssele centrale aan de Westerschelde grote doorstroomgekoelde elektriciteitscentrales. Grote doorstroomgekoelde elektriciteitscentrales in estuaria en aan de kust zuigen grote aantallen kleine organismen, vislarven en jonge of kleine vis met een lengte tot 12 cm in. Voor de Eemscentrale is de inzuiging geschat op 12 á 18 miljoen vissen per jaar en voor de Borssele centrale op 100 miljoen vissen per jaar. Verschillende soorten vis worden ingezogen, zo zuigt de Eemscentrale op jaarbasis zo’n 40 verschillende soorten in. Een groot deel van de ingezogen vissen overleeft de beschadigingen van de koelwaterzeven niet. De organismen die door de zeven heengaan, kunnen door schade tijdens het doorvoeren door de centrale sterven. Dit zijn de kleinste organismen en het betreft onder meer fytoplankton, zoöplankton inclusief vislarven, kreeftachtigen en vissen kleiner dan 4 cm. Het gaat om grotere aantallen dan de ingezogen jonge vissen. Zo bedraagt het geschatte ingezogen gewicht aan garnalen in de Eemscentrale 67 ton in 1996.Vanwege de inzuigingssterfte veroorzaakt door grote elektriciteitscentrales bestaat er het risico dat de ecosysteemfuncties van de estuaria en de Noordzeekust worden aangetast. Per vissoort en per onttrekkingslocatieverschilt dit risico en met een tweetal voorbeelden wordt dit duidelijk gemaakt. De Eemscentrale bijvoorbeeld onttrekt veel minder dan 1% van de Noordzeepopulatie jonge haring. Hiervoor geldt dat de opgetelde effecten van meerdere centrales het risico van ecosysteemeffecten vergroten. Wanneer de inlaat van koelwater van een centrale op de plek van een trekroute van een soort ligt die vanwege z’n grootte ook als volwassen vis wordt ingezogen, kan een relatief groot aandeel van een populatie ingezogen worden. De inlaat van de Eems-centrale bijvoorbeeld ligt op de plaats van de trekroute van de driedoornige stekelbaars in de Eems en geschat is dat ongeveer 14% van de relevante deelpopulatie van de Eems wordt ingezogen. |
|