Zeegrasvelden vormen een belangrijk biotoop in tropische kustecosystemen. Ze behoren tot de meest productieve ecosystemen van de wereld. Door hun rol als kraamkamergebied voor juveniele vissen bepalen ze onrechtstreeks de productiviteit van de koraalriffen. De wisselwerking tussen zeegrasvelden, mangroves en koraalriffen is complex en kwetsbaar. De kennis van de biodiversiteit en de interactie tussen de verschillende systemen, gemeenschappen en soorten is een voorwaarde voor een rationeel beheer van deze biotopen. In deze studie werd de ichthyofauna van de zeegrasvelden in Gazi Bay (Kenya) onderzocht. Er werden in totaal 8 stations met behulp van een ringzegennet bemonsterd in de twee hoofdkreken van deze baai. De ruimtelijke patronen in de visgemeenschappen werden onderzocht aan de hand van multivariate analyses (clusteranalyse, TWINSPAN, correspondentie analyse). Er werden in totaal 3152 vissen gevangen, verdeeld over 75 soorten (40 families). Deze stations werden op basis van de densiteit en de soortensamenstelling opgesplitst in drie gemeenschappen. Een eerste gemeenschap was kenmerkend voor het stroomafwaartse gedeelte van de westkreek en werd gekenmerkt door een lage densiteit en diversiteit, gecorreleerd met de zandige ondergrond en minder dense zeegrasvegetatie. Leiognathus elongatus, Bothus myriaster en Hyporhampus affinis waren de dominante soorten. Deze gemeenschap werd afgesplitst op basis van de afwezigheid van Siganus sutor, een soort die typisch is voor zeegrasvelden. De gemeenschap van het stroomopwaartse gedeelte van de westkreek verschilde sterk van de stroomafwaartse gemeenschap van dezelfde kreek. De stroomopwaartse gemeenschap werd gekenmerkt door een hoge densiteit en diversiteit. Typische soorten voor deze gemeenschap waren Gerres acinaces, Atherinomorus duodecimalis en Stolephorus indicus. Het BS2 station, dat voor de monding van de westkreek gelegen was, werd op basis van een vergelijkbare densiteit, diversiteit en soortensamenstelling bij deze gemeenschap geplaatst. De gemeenschap van de oostkreek werd als derde gemeenschap afgezonderd. Deze gemeenschap vertoonde veel gelijkenis met de stroomopwaartse gemeenschap van de westkreek, vooral voor wat betreft de densiteit. De diversiteit was echter iets hoger in deze gemeenschap, wat waarschijnlijk gecorreleerd was met de densere zeegrasvelden in de oostkreek. De dominante soorten zijn dan ook typisch aan zeegrasvelden gebonden: Apogon thermalis, Gerres acinaces en Leptoscarus vaigiensis. Tal van soorten kwamen voor met slechts enkele individuen. De hoge diversiteit in deze gemeenschap is dan ook gekoppeld aan een lagere densiteit per soort. Aan de hand van de gemeten lengtes van de vissen kan gesteld worden dat alle soorten in juveniele stadia gevangen werden. Dit is een sterke indicatie voor het belang van zeegrasvelden als kraamkamer. Het belang als kraamkamergebied wordt verklaard door de habitatstructuur en de bescherming tegen predatie, maar ook de productie en de beschikbaarheid van voedsel zijn cruciaal. In de oostkreek zijn de eerste twee factoren bepalend, terwijl in de westkreek daarbij ook nog de nutriëntentoevoer vanuit de Kidogoweni rivier een belangrijke rol speelt. In een tweede deel van deze studie werd de voedingsecologie van de dominante soorten onderzocht door middel van maaganalyses. Aan de hand van de densiteiten en de bekomen lengtefrequentie distributies, werden de verder te onderzoeken soorten (en lengteklassen) bepaald. De onderzochte soorten waren: Herklotsichthys quadrimaculatus, Stolephorus indicus (twee lengteklassen), Atherinomorus duodecimalis, Apogon thermalis (twee lengteklassen), Fowleria aurita, Paramonacanthus barnardi, Mulloides flavolineatus, Bothus myriaster, Fistularia commersonii (oost-en westkreek) en Sphyraena barracuda. De numerieke en gravimetrische maaganalysegegevens werden aan dezelfde multivariate analyses onderworpen |