Welkom op het expertplatform!
Dit platform verschaft informatie en kennis omtrent de WL expertisedomeinen 'hydraulica en sediment', 'havens en waterwegen', 'waterbouwkundige constructies', 'waterbeheer' en 'kustbescherming' - gaande van WL medewerkers met hun expertise, het curriculum van deze instelling, tot publicaties, projecten, data (op termijn) en evenementen waarin het WL betrokken is.
Het WL onderschrijft het belang van "open access" voor de ontsluiting van haar onderzoeksresultaten. Lees er meer over in ons openaccessbeleid.
one publication added to basket [6451] |
Het functioneren van de Eems-Dollard als kinderkamer voor platvis: 3. Aantalsverloop en lengtetoename van juveniele schol, bot en tong in Dollard en Eems
Jager, Z.; Kleef, H.L. (1999). Het functioneren van de Eems-Dollard als kinderkamer voor platvis: 3. Aantalsverloop en lengtetoename van juveniele schol, bot en tong in Dollard en Eems. Rapport RIKZ = Report RIKZ, 99(41). Rijksinstituut voor Kust en Zee: The Netherlands. 34 pp.
Deel van: Rapport RIKZ = Report RIKZ. Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ): s-Gravenhage. ISSN 0927-3980
|
Abstract |
Jonge platvissen werden in de periode april-juli in hoge dichtheden (schol: max. 100 per 1000 m², bot: max. 50 per 1000 m², tong: max. 25 per 1000 m²) in de Dollard aangetroffen. De dichtheden in de Eems waren voor schol tweemaal zo laag, en voor bot driemaal zo hoog als in de Dollard. Binnen de Dollard varieerde de gemiddelde dichtheid tussen de verschillende getijdenplaten: de hoogste dichtheden werden voor schol en bot in beide jaren aangetroffen in de strata LP en MP, platen met gemengd sediment en centraal gelegen in de Dollard ten oosten van de hoofdgeul het Groote Gat. De laagste dichtheden kwamen in het geval van schol voor in de strata HZ (in het noorden van de Dollard grenzend aan de Eems) en OP (slikkige hooggelegen plaat in het zuidoosten van de Dollard) of (in het geval van bot) in het stratum HZ. De saliniteit lijkt een belangrijke bepalende factor voor het voorkomen van schol en bot, hetgeen geconcludeerd kan worden uit de ruimtelijke verspreiding van de soorten in de Eems. Binnen de Dollard zelf zijn de ruimtelijke variaties (enkele promilles verschil) in saliniteit te gering om de verspreiding van jonge platvis over de getijdenplaten te beïnvloeden. De lage saliniteit van april tot juli 1994 kan verklaren dat de jonge schol in dat jaar slechts zeer kort in de Dollard te vinden was: na aanvankelijke vestiging van schollarven begin april volgde een snelle afname in dichtheden, mogelijk ten gevolge van emigratie vanwege de voor jonge schol ongunstige omstandigheden. Binnen de Eems was er een sterke ruimtelijke scheiding in het voorkomen van de drie soorten platvis: schol kwam uitsluitend in het polyhaliene deel (saliniteitswaarde boven de 15 promille) voor, tong (in de periode rond vestiging) vooral in de mesohaliene zone (saliniteit tussen de 5 en 15 promille) , en bot met name in het meso- en oligohaliene (saliniteit 0 tot 15 promille) traject van de rivier. Ten opzichte van 1993 werd in 1994 veel meer jonge bot in de Eems aangetroffen dan in de Dollard. Blijkbaar verschilt de verdeling van jonge bot tussen de twee deelgebieden in het ene of andere jaar. Het overheersende beeld in beide jaren was dat de kleinste botjes in het meest stroomopwaartse deel van de Eems werden aangetroffen en de grootste in de polyhaliene zone. Ook binnen de Dollard verschilde de gemiddelde lengte tussen de getijdenplaten: deze was voor schol het grootst in het centraal gelegen en zandige stratum HP, en het kleinst in het stratum OP dat tevens werd bevolkt door lage dichtheden jonge schol. Het stratum OP lijkt een minder geschikt habitat voor jonge schol. De gemiddelde lengte van jonge bot was evenals die van schol het grootst in het stratum HP, en het kleinst in de zandige en relatief laaggelegen strata LP en LZ. In de loop van de tijd vindt er een ruimtelijke verschuiving plaats van de hoogste dichtheden van jonge bot in de Eems. In combinatie met de voorgaande waarneming leidt dit tot de conclusie dat de vestiging van larven plaatsvindt in de oligo- en mesohaliene zone, waarna er geleidelijke migratie van de grootste individuen richting zee (polyhaliene zone) optreedt. Naast migratie als verklaring voor de verschillen in gemiddelde lengte, kunnen verschillen in voedselaanbod of dichtheidsafhankelijke groei in de Eems niet worden uitgesloten. Deze drie factoren zijn echter niet zonder nader onderzoek van elkaar te onderscheiden. |
IMIS is ontwikkeld en wordt gehost door het VLIZ.