Met deze studie is gepoogd een beter inzicht te verwerven in de gelijkenissen en verschillen tussen de hyperbenthische gemeenschappen in 3 Europese estuaria, namelijk van de Gironde (zuid-west Frankrijk), de Westerschelde (zuid-west Nederland) en de Eems (noord Nederland). Binnen een periode van 14 dagen in de maand augustus van 1991 werd het hyperbenthos van deze 3 estuaria bemonsterd met een speciaal voor deze fauna ontwikkelde slee. In elk estuarium werden een 15-tal stalen genomen over de ganse saliniteitsgradient (van mariene condities aan de monding tot aan het zoete water landinwaarts). De aanwezige hyperbenthische soorten werden geinventariseerd. Speciale aandacht werd besteed aan de diversiteit van de stalen en aan de verspreiding van de soorten langsheen de belangrijkste estuariene gradienten. De aanwezige hyperbenthische gemeenschappen werden geidentificeerd met behulp van verschillende multivariate statistische technieken. Deze werden vervolgens gekarakteriseerd a.h.v. hun soortensamenstelling en de densiteiten en biomassa's van de dominante soorten. Hun voorkomen werd gecorreleerd met een aantal omgevingsvariabelen. De densiteit, biomassa en diversiteit van het hyperbenthos vertoont in de 3 estuaria eenzelfde verloop langsheen de saliniteitsgradient. De diversiteit is maximaal in de mariene zone waar de densiteiten en biomassa's minimaal zijn. Ze daalt in stroomopwaartse richting en bereikt haar minimum in het brakke gebied. Hier zijn densiteit en biomassa het grootst. In Gironde en Eems verhoogt de diversiteit dan terug naar het zoete water toe. Elk estuarium wordt gekenmerkt door karakteristieke hyperbenthische gemeenschappen. Een aantal soorten komt enkel voor in bepaalde estuaria, terwijl andere (vooral in het brakke deel) in alle drie de estuaria voorkomen. De verspreiding van deze gemeenschappelijke soorten langs de saliniteitsgradient alsook de densiteiten en biomassa's die ze in de verschillende saliniteitszones bereiken, kunnen in belangrijke mate verschillen. Binnen elk estuarium kunnen dezelfde geografisch geisoleerde hyperbenthische gemeenschappen onderscheiden worden. De samenstelling van deze gemeenschappen kan wel verschillen, maar hun positie langsheen de estuariene saliniteits-turbiditeits-gradient is analoog: een westelijke, mariene gemeenschap bevat de stations in de zone met hoge saliniteiten, een brakwatergemeenschap bevindt zich in het middendeel van het estuarium en een oostelijke gemeenschap komt voor in de stations met de laagste saliniteiten. In elk estuarium bevinden zich wel steeds een of twee overgangsstations die zones karakteriseren waarin 2 gemeenschappen elkaar ontmoeten. In de Westerschelde is de oostelijke hyperbenthische gemeenschap volledig afwezig. In dit estuarium wordt de gradient in opgeloste zuurstof zeer belangrijk: deze bereikt vanaf ongeveer 8 promille saliniteit een waarde die kritisch laag is voor hyperbenthisch leven. Door de hoge (antropogene) organische belasting, gaat in de oligohaliene zone van het estuarium een hoge heterotrofe bacteriele activiteit ontstaan die de zuurstof snel uitput. Dit is problematisch voor een aantal soorten die in Gironde en Eems juist in deze zone maximale densiteiten en biomassa's bereiken. De populaties van sommige van deze soorten zijn dan ook verdwenen of zeer sterk gereduceerd (bvb. Gammarus zaddachi, Palaemon longirostris, Osmerus eperlanus,...). Andere soorten komen niet meer voor over hun "normaal" saliniteitsbereik (bvb. Mesopodopsis slabberi, Pomatoschistus microps, Gammarus salinus, ...) en hun populaties verschuiven naar een hogere, suboptimale saliniteitszone. Een goed voorbeeld van deze laatste groep is de belangrijkste hyperbenthische aasgarnaal Neomysis integer. De populatie komt in de Westerschelde duidelijk in hogere saliniteiten voor dan in "gezonde" estuaria wat kan verklaren dat de lengtes van de adulte individuen in de Westerschelde significant lager zijn dan in Gironde en Eems. |