one publication added to basket [109560] | Validatie ecotopenstelsels Westerschelde
Wijnhoven, S.; Van Hoey, G.; Sistermans, W.C.H.; Escaravage, V. (2006). Validatie ecotopenstelsels Westerschelde. Monitor Taskforce Publication Series, 2006-08. Nederlands Instituut voor Ecologie: Yerseke. 34 pp.
Deel van: Monitor Taskforce Publication Series. Nederlands Instituut voor Ecologie: Yerseke, meer
| |
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Eindrapport
|
Trefwoorden |
Management > Ecosystem management ANE, Nederland, Westerschelde [Marine Regions] Marien/Kust; Brak water |
Auteurs | | Top |
- Wijnhoven, S., meer
- Van Hoey, G., meer
- Sistermans, W.C.H., meer
- Escaravage, V., meer
|
|
|
Abstract |
De afgelopen jaren is er gewerkt aan een ecotopenstelsel voor de zoute wateren (ZES). De indeling in ecotopen is primair gebaseerd op fysische parameters, maar uiteraard bedoeld om ook verschillende biotische eenheden af te bakenen. Het huidige ecotopenstelsel is gebruikt om ecotopenkaarten van de Westerschelde te produceren voor verschillende jaren (1996, 2001 en 2004). De geproduceerde kaarten en dus ook de ecotopenindeling waarop ze gebaseerd zijn, worden vervolgens gevalideerd met gegevens uit het Biologische Monitoring Programma. De validatie kan echter worden aangevuld met bodemdier gegevens verkregen uit twee surveys uitgevoerd op de Molenplaat in 1995, en op een 4-tal platen in de Westerschelde in 1996. De aanvullende datasets zijn gebruikt voor het valideren van een ecotopenkaart van de Westerschelde gebaseerd op de Biologische Monitoring gegevens uit 1996. Deze rapportage beschrijft de monstermethodes, monsterlocaties en de verdeling van de monsters over de ecotopen. Verder wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen de distributie van de bodemdieren en de ecotopenindeling. Deze studie heeft tot doel de volgende vragen te beantwoorden; (1) Zijn er verschillen in totale bodemdier dichtheden en biomassa tussen de tijdens de surveys bemonsterde ecotopen?; (2) Zijn er verschillen in soortenrijkdom en diversiteit tussen de tijdens de surveys bemonsterde ecotopen?; (3) Zijn de onderzochte ecotopen te onderscheiden op basis van de bodemdieren levensgemeenschappen?; en (4) Hoe verhouden de gevonden resultaten zich tot waargenomen slibgehaltes? Het onderzoek laat zien dat er grote verschillen zijn waar te nemen voor alle getoetste bodemdier parameters over de ecotopen. Echter met name de ecotopen ‘hoogdynamisch fijnzandig litoraal van het brakke water’ en ‘laagdynamisch slibrijk middelhoog litoraal van het zoute water’ zijn goed te onderscheiden van de overige onderzochte ecotopen van de Westerschelde platen. Significante verbanden zijn aangetoond tussen de totale infauna dichtheden en soortenrijkdom en het slibgehalte. Verder zijn er verschillen in dichtheden waargenomen tussen zoute en brakke ecotopen. Verschillen in biomassa zijn mogelijk te relateren aan de hoogteligging en de dynamiek en overstromingsduur. De soortendiversiteit kan vooral onderscheidend zijn voor de hoogteligging van gebieden. De laagdynamische fijnzandige middelhoge litorale gebieden in zout en brak water zijn echter op grond van de bodemdier parameters niet te onderscheiden. Verder zijn er ecotopen die alleen verschillen in totale infauna dichtheid en/of biomassa tonen. In verband met seizoenale variaties dient het vergelijken van ecotopen te gebeuren tussen vergelijkbare bemonsteringsperiode (seizoen). Het feit dat meerdere ecotopen in de Westerschelde lage dichtheden en soorten aantal tonen wat gepaard gaat met een relatief grote variatie tussen de monsters, maakt het onderscheiden tussen die ecotopen moeilijk. |
|