one publication added to basket [196012] | Optimalisatie van neerslaginvoer voor waterloopmodellering: gevalstudie Demer
De Niel, J. (2010). Optimalisatie van neerslaginvoer voor waterloopmodellering: gevalstudie Demer. MSc Thesis. K.U. Leuven: Leuven. x, 138 pp.
|
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Doctoraat/Thesis/Eindwerk
|
Trefwoorden |
Modelling Water bodies > Inland waters > Rivers België, Demer R. [Marine Regions] Zoet water |
Auteurs | | Top |
- De Niel, J.
- Van Steenbergen, N., revisor
- Van Eerdenbrugh, K., revisor, meer
- Berlamont, J., revisor, meer
|
|
|
Abstract |
Dit eindwerk handelt over de neerslaginvoer bij waterloopmodellering. Er is een gevalstudie uitgevoerd voor het Demerbekken, waarbij de waterloopmodellen van het HIC gebruikt zijn. Enkel de eerste stap van de waterloopmodellering is uitgevoerd: de studie van het hydrologisch model die de neerslaginvoer en evapotranspiratie omzet tot afstromingsdebieten en zijn verschillende deelstromen: de oppervlakte-afstroming, hypodermische afstroming en grondwaterafstroming.Het HIC gebruikt NAM als hydrologisch model. Uitgangspunten hierbij zijn grondkarakteristieken, evapotranspiratie-data en neerslaginvoer. De grondkarakteristieken werden opgesteld bij de kalibratie van het model. Deze parameters werden in het eindwerk niet gewijzigd. De evapotranspiratie die als invoer gebruikt werd, is de gemeten evapotranspiratie te Ukkel. Enkel de neerslaginvoer wordt variabel gemaakt. Er zijn neerslagdata van drie verschillende instanties gebruikt: pluviograafdata van het HIC en van de VMM en pluviometerdata van het KMI. Bij de geobserveerde neerslagreeksen werden de onrealistisch hoge en negatieve waarden uit de tijdreeksen gefilterd. Verder is om praktische redenen ervoor gekozen om de onvolledige reeksen op te vullen tot volledige reeksen. Tot slot is de onderschatting van de pluviografen ten opzichte van de pluviometers weggewerkt door het invoeren van een unieke correctiefactor per pluviograaf. Deze correctiefactor zal, globaal gezien, het verschil tussen de beschouwde pluviograaf en de dichtstbijzijnde pluviometer minimaliseren. Er wordt bewezen dat er geen betere resultaten verkregen worden wanneer men meer dan één pluviometer per pluviograaf in aanmerking zou nemen om de correctie uit te voeren. Ook wordt bewezen dat er systematische verschillen bestaan tussen de pluviografen van het HIC en die van de VMM, wat zich uit in verschillende correctiefactoren. Op basis van een grondige vergelijking tussen de NAM-resultaten en de geobserveerde afstromingsdebieten, is bepaald wat de beste manier van neerslaginvoer is bij dit model. Een gebiedsgemiddelde neerslag, die opgesteld wordt aan de hand van de Thiessen-methode, op basis van gecorrigeerde pluviograafdata van het HIC, aangevuld met pluviometerdata van het KMI (waaraan een uurlijkse variatie gegeven wordt op basis van de dichtstbijzijnde pluviograaf van het HIC) geeft de beste resultaten. Er kan ook besloten worden dat het huidige NAM-model in het algemeen de grondwaterafstroming overschat en de oppervlakte en hypodermische afstroming onderschat. Dit kan hoogstwaarschijnlijk verbeterd worden door een verbeterde ijking van het model. |
|