Waterbeweging in de Westerschelde: een literatuurstudie
de Kramer, J. (2002). Waterbeweging in de Westerschelde: een literatuurstudie. ICG-Rapport, 2(6). Inter-universitair Centrum voor Geo-ecologisch Onderzoek (ICG): Amsterdam. ISBN 90-77079-08-4. 69 pp.
Deel van: ICG-Rapport, meer
| |
Trefwoorden |
Literature reviews Motion > Water motion Physics > Mechanics > Fluid mechanics > Hydrodynamics ANE, Nederland, Westerschelde [Marine Regions] Marien/Kust; Brak water |
Abstract |
Goed beheer van de Westerschelde staat of valt met een gedegen kennis van het systeem. Daarom is veel onderzoek gedaan naar de waterbeweging en hydrodynamica in de Westerschelde. Het resultaat is in een groot aantal verschillende rapporten terecht gekomen. In dit rapport wordt daarom een samenvatting gegeven van de belangrijkste literatuur, meetresultaten en modeluitkomsten over de waterbeweging in de Westerschelde. Ook worden de effecten van reeds uitgevoerde en voorgenomen ingrepen op de waterbeweging besproken. De Westerschelde is onderdeel van het Schelde-estuarium. Behalve de Westerschelde horen ook de Zeeschelde (België) en de Westerschelde-monding hiertoe. De verticale en horizontale waterbeweging in de Westerschelde ontstaan als gevolg van het getij op de Noordzee. Getijgolven worden gegenereerd door de aantrekkende krachten van maan en zon op de watermassa's in de oceanen. In de kleinere en ondiepere zeeën en estuaria worden ze vervolgens vertraagd en vervormd door shoaling, reflectie, wrijving en de draaiing van de aarde. Door reflectie ontstaan in de Westerschelde gedeeltelijk staande golven. Dit zorgt samen met shoaling voor het toenemen van de getij-amplitude van Vlissingen naar Antwerpen gaand. Wrijving zorgt voor golfdemping, waardoor de amplitude van de getijgolf in de Boven-Zeeschelde weer afneemt. De waterbeweging in de Westerschelde is in de loop van de tijd veranderd. Dit is vóór 1850 veroorzaakt door de zeespiegelstijging en de grootschalige veranderingen in de geometrie, als gevolg van indijkingen, overstromingen en natuurlijke verdiepingen tijdens stormvloeden. Tussen 1850 en 1950 zijn diverse veranderingen in de waterbeweging het gevolg van uitbochtingen en afsnijdingen van ebgeulen. Na 1950 zijn de veranderingen vooral toe te schrijven aan verdiepingen als gevolg van baggerwerken. Het direct koppelen van bepaalde ingrepen aan een waargenomen verandering in de waterstanden of debieten is vaak niet mogelijk. Meerdere morfologische processen kunnen tegelijkertijd verlopen maar tegengestelde effecten hebben. Bovendien kunnen menselijke ingrepen een morfologisch proces in gang zetten dat nog jarenlang doorloopt. |
Dataset |
- Veranderingen in de jaargemiddelde hoog- en laagwaterstanden, meer
|
|