Overslaan en naar de inhoud gaan
Publicaties | Personen | Instituten | Projecten
[ meld een fout in dit record ]mandje (0): toevoegen | toon Print deze pagina

Habitatmapping Westerschelde: deelrapport 1. Classificatie op basis van bodemvormen en hydrodynamica
Plancke, Y.; Vos, G.; De Mulder, T.; Mostaert, F. (2009). Habitatmapping Westerschelde: deelrapport 1. Classificatie op basis van bodemvormen en hydrodynamica. Versie 3.0. WL Rapporten, 754_06. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. VII, 46 + 5p. tables, 140p. figures pp.
Deel van: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , meer

Beschikbaar in  Auteurs 
Documenttype: Projectrapport

Trefwoorden
    Ecology
    Habitat
    Hydraulics and sediment > Morphology > Erosion / sedimentation
    Literature and desktop study
    Mapping
    Physics > Mechanics > Fluid mechanics > Hydrodynamics
    Soils (types)
    ANE, Nederland, Westerschelde [Marine Regions]
    Marien/Kust

Project Top | Auteurs 
  • Habitatmapping ondiep water, meer

Contactgegevens

Opdrachtgever: Vlaamse overheid; Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken; Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken; Departement Mobiliteit en Openbare Werken; Afdeling Maritieme Toegang, meer


Auteurs  Top 

Abstract
    In het streefbeeld uit de LangeTermijnVisie (LTV) en in de Ontwikkelingsschets (OS) 2010 voor het Scheldeestuarium worden intergetijden- en ondiepwatergebieden omwille van hun ecologische waarde als belangrijke fysieke systeemkenmerken van de Westerschelde omschreven. Momenteel is slechts weinig bekend over welke fysische en morfologische processen het voorkomen (in ruimte en tijd) van ecologisch waardevolle ondiepwatergebieden bepalen. Het doel van dit project is na te gaan welke relatie er bestaat tussen de fysische, sedimentologische en ecologische karakteristieken in de Westerschelde en te komen tot een classificatie van ondiepe subtidale gebieden in de Westerschelde volgens hun ecologische waarde (“ecotopen”). Hiertoe werd gebruik gemaakt van de enorme dataset van zowel morfologische als ecologische gegevens, die beschikbaar is uit het project “Alternatieve stortlocaties in de Westerschelde: pilootproject Walsoorden”.

    In het eerste deel van deze studie werden de topo-bathymetrische gegevens (“wintersituatie” opname d.d. maart 2007) onderzocht naar het voorkomen van bepaalde bodemvormen. Hierbij werden 24 deelgebieden onderscheiden, welke werden ingedeeld in 7 klassen volgens lengte en hoogte van de bodemvormen. Tevens werd ook een indeling gemaakt op basis van de asymmetrie van de bodemvormen. Bij deze indeling volgens bodemvormen werd een grote variatie in bodemvormen teruggevonden binnen het studiegebied. De gemiddelde lengte van de bodemvormen varieert tussen 5 en 50m, terwijl de gemiddelde hoogte varieert tussen enkele cm en 2m.

    Vervolgens werd ingegaan op de seizoenale variatie: de analyse naar bodemvormen werd herhaald voor de topobathymetrische opname d.d. september 2007 (“zomersituatie”). Hieruit bleek dat de hoogte en lengte van de bodemvormen afnam voor de deelgebieden die gelegen zijn in de schaduwzones van de droogvallende platen. De bodemvormen in de nevengeulen ondergaan slechts kleine veranderingen. Wat asymmetrie betreft werd er in een aantal deelgebieden een verminderde asymmetrie vastgesteld, toch bleven alle vloeddominante deelgebieden vloeddominant en vice versa.

    In het tweede deel van deze studie werd met behulp van een numeriek hydrodynamisch model een onderverdeling gemaakt volgens de waterbeweging. Voor de indeling volgens waterbeweging werden 2 (en hiervan afgeleide) parameters gehanteerd: enerzijds de gemiddelde en maximale snelheden bij eb en vloed, anderzijds de tijdsduur dat een bepaalde grenswaarde (80 cm/s) overschreden wordt bij eb en vloed. Op basis van de snelheden werd een indeling gemaakt in 4 hoofdklassen.

    In het derde deel van deze studie werd getracht relaties te vinden tussen de bodemvormen en de hydrodynamische karakteristieken. Hiervoor werden 2 hypothesen geformuleerd.

    - “De dynamiek in de waterbeweging is de drijvende kracht voor het creëren van bodemvormen. Naarmate de dynamiek groter wordt, zullen ook de bodemvormen groter worden”

    - “De residuele stroming bepaalt de asymmetrie van de bodemvormen. Des te dominanter eb of vloed, des te groter de asymmetrie van de bodemvormen”

    Beide hypotheses werden getoetst, maar enkel voor de tweede kon er een duidelijke relatie vastgesteld worden tussen de betrokken parameters, zijnde asymmetrie van de bodemvormen en hydrodynamische karakteristieken.


Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid Top | Auteurs