Soft-bottom intertidal ecosystems shaped by ecosystem engineers: Consequences for trophic structure
|
Abstract |
Biobouwers zijn organismen die de beschikbaarheid van bronnen zoals voedsel enbeschutting, voor zichzelf en voor andere organismen kunnen beïnvloeden door hunabiotische omgeving te veranderen. Hierdoor hebben ze invloed op hun eigenverspreiding, maar ook op die van andere soorten waarmee ze de samenstelling vande gemeenschap kunnen beïnvloeden. Ze kunnen bovendien ook nog eens invloedhebben op het aantal en de sterkte van biotische interacties tussen soorten, zoalspredatie en competitie, doordat ze hun abiotische omgeving en de verspreiding vansoorten veranderen. In combinatie met het gegeven dat biobouwer-effecten vaakvoor lang tijd en op grote schaal aanhouden, leidt dit tot de suggestie dat biobouwersde potentie hebben om de structuur en dynamiek van ecologische interactienetwerkensterk te veranderen in ruimte en tijd.In inter-getijde kustecosystemen met een zandige bodem zoals de Waddenzee ende Banc d' Arguin, kan de groep biobouwers die structuur bieden, zoals rifbouwendeschelpdieren en zeegrassen, een aanzienlijk effect hebben op de gemeenschap. Ditkomt doordat deze soorten bijna uitsluitend de natuurlijke 'harde' structuurverstrekken in deze anders zo zandige omgeving. Helaas zijn tijdens de laatstedecennia wereldwijd veel kustecosystemen ernstig aangetast door menselijkehandelen. Parallel aan deze aantasting, zijn in veel kustgebieden ook de biobouwerssterk in aantal gedaald. Dit kan dramatische gevolgen hebben voor aanverwantesoorten, structuur van de gemeenschap en algemene biodiversiteit.Het doel van dit proefschrift is om te onderzoeken hoe en in welke mate biobouwersinvloed hebben op de (trofische) structuur en dynamiek van de gemeenschapin inter-getijde gebieden. Dit proefschrift draagt bij aan een beter begrip vande rol die biobouwers spelen in het structureren van ecologische interacties en vanhun belang voor het behoud van deze gebieden.In hoofdstuk 2 en 3 tonen we aan dat rifbouwende schelpdieren zoals mosselen(Mytilus edulis), een groot ruimtelijk effect hebben op hun omgeving en dat dit effectmeerdere trofische niveaus kan beïnvloeden. Transecten over mosselbanken ennabijgelegen gebieden zonder banken laten een piek zien in kokkel (Cerastodermaedule) dichtheden op een afstand van ongeveer 100 meter van de mosselbanken,terwijl kokkel dichtheden in de banken zelf en in de nabijgelegen gebieden juist erglaag zijn. Dit ruimtelijke patroon wordt veroorzaakt door schaalafhankelijkeeffecten van een mosselbank: in de bank zelf is kokkeloverleving laag door slechtesedimentcondities veroorzaakt door biodepositie van de mossels, maar rond de bankis de kokkeloverleving hoger omdat de stroomsnelheid van het water gereduceerdwordt door de bank en kokkels daardoor minder snel weg spoelen. De groei vankokkels is echter wel lager in de buurt van de mosselbank door competitie omvoedsel. In hoofdstuk 3 laten we vervolgens zien dat een vergelijkbaar ruimtelijkepatroon ook zichtbaar is bij hogere trofische niveaus. Dichtheden van een aantalbentische soorten die onderdeel uitmaken van het dieet van Scholeksters (Haema-Samenvatting158topus ostralegus), Wulpen (Numenius arquata) en Rosse grutto’s (Limosa lapponica),en dichtheden van de vogelsoorten zelf zijn hoger rond de mosselbanken in vergelijkingtot op de banken en in de nabij geleden zandige gebieden zonder banken.De resultaten van deze twee hoofdstukken zijn vervolgens gebruikt om een experimentop te zetten waarmee de interactieve effecten van biobouwers, predatie encompetitie op een kokkelpopulatie in de Waddenzee onderzocht worden (hoofdstuk4). In dit experiment hebben we kokkeldichtheden (100 vs. 1000 individuen per m2)en predatie door wadvogels gemanipuleerd. Dit gebeurde op twee verschillendeplaatsen: in de buurt van een mosselbank en op een zandige nabije wadplaat. Deresultaten laten zien dat biobouwer-effecten van mosselen zorgen voor hogerekokkeldichtheden in de om |
|