Agenda v/d Toekomst – Sedimenttransport op verschillende tijdschalen: scenario’s stortingen diepe delen
Stark, J.; De Maerschalck, B.; Plancke, Y.; Mostaert, F. (2020). Agenda v/d Toekomst – Sedimenttransport op verschillende tijdschalen: scenario’s stortingen diepe delen. Versie 2.2. WL Rapporten, 17_088_12. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. VIII, 43 pp.
Deel van: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. , meer
|
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Projectrapport
|
Trefwoorden |
Hydraulics and sediment > Sediment > Dredging and dumping Morphology Motion > Water motion Numerical modelling ANE, Schelde-estuarium [Marine Regions]
|
Author keywords |
|
Project | Top | Auteurs |
- AvdT - Sedimentstrategie Schelde-estuarium, meer
|
ContactgegevensOpdrachtgever: Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie (VNSC) , meer
Abstract |
Het onderzoeksproject ’Sedimenttransport op verschillende tijdschalen’ tracht de inzichten in de hydro- en sedimentdynamische en morfologische processen op verschillende temporale en spatiale schalen te verbeteren. Het onderzoek kadert ondermeer binnen thema 7 uit de Agenda van de Toekomst (AvdT): “Morfologische en ecologische effecten sedimentstrategie”. De studie voorziet erin elk jaar ad hoc modelscenarios op vraag van de klant uit te voeren en te analyseren. In dit rapport worden de modelscenario’s voor het jaar 2019 gepresenteerd. Deze scenario’s staan in het teken van stortingen in diepe delen zoals de Diepe put van Hansweert, Inloop van Ossenisse en stortlocaties SH41 en SH51. Aan de hand van een reeks modelscenario’s wordt de gevoeligheid voor de schematisering van sedimentstortingen binnen het morfologische Delft3D-NEVLA model (2DH) onderzocht. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen stortingen in een morfologisch actieve run en stortingen op een run met een vaste bodem. Enkel bij simulaties met actieve sedimentbodem kan de morfologische impact van sedimentstortingen worden geanalyseerd. In het algemeen blijkt dat stortingen zorgen voor een relatieve verondieping in de geul opwaarts en afwaarts van de stortlocatie en een relatieve verdieping van de geulwand evenwijdig aan de stortlocatie. Kwantitatief kan de morfologische invloed van stortingen vanwege de onzekerheid omtrent de prestatie van het morfologisch model niet adequaat worden bepaald. Wel blijkt uit de gevoeligheidsanalyse dat de stortstabiliteit van geobserveerde proefstortingen in stortzone Inloop van Ossenisse goed wordt benaderd in de morfologische runs. |
|