Bijdrage tot de studie van de extraheerbare stikstofverbindingen in doornhaai (Squalus acanthias L.) en de evolutie ervan tijdens het bewaren in ijs
Vyncke, W. (1969). Bijdrage tot de studie van de extraheerbare stikstofverbindingen in doornhaai (Squalus acanthias L.) en de evolutie ervan tijdens het bewaren in ijs. PhD Thesis. Rijksfaculteit der Landbouwwetenschappen Gent. Leerstoel voor Voedingsleer en Hygiëne: Gent. 149 pp.
| |
Beschikbaar in | Auteur |
|
Documenttype: Doctoraat/Thesis/Eindwerk
|
Abstract |
In dit proefschrift werd eerst nagegaan hoe de voornaamste biologische factoren, nl. geslacht, geslachtsrijpheid (ouderdom), seizoen en voeding het gehalte aan de voornaamste extraheerbare stikstofverbindingen in pas gevangen doornhaai beïnvloeden en welke variantie hierbij voorkamt. De voeding van S. acanthias van het Zuidelijk deel van de Noordzee blijkt niet daar het seizoen beïnvloed te warden. Evenmin is tussen wijfjes en mannetjes af tussen geslachtsrijpe en niet geslachtsrijpe vissen een onderscheid vast te stellen. Vis vormt het voornaamste voedsel, met een overwicht Armnadytidae (smelt en zandspiering). Opmerkenswaardig is echter het feit dat in 49% van de gevallen lege magen werden aangetroffen. Uit de vastgestelde maaginhoud kon besloten warden dat de significante verschillen die bij diverse verbindingen werden waargenomen, in ieder geval niet daar een gewijzigde voeding veroorzaakt zijn. De kleine, niet geslachtsrijpe doornhaaien bevatten significant meer alpha-aminostikstof, alpha-alanine, glutaminezuur, glycine en hebben een sterkere kathepsinenactiviteit. Deze hogere waarden zijn noch aan de voeding, noch aan de osmotische druk te wijten, maar aan het feit dat de meeste aminozuren aan het eiwitmetabolisme deelnemen. In een jong organisme is de groei intenser zodat meer vrije alpha-aminozuren voorkomen. Het peptidengehalte wordt daarentegen daar het seizoen beïnvloed: in de lente-zomer-periode is het gehalte hoger dan in de herfst-winter-periode. Het verschillend gedrag van de peptiden en van de vrije aminozuren wijst erop dat de biochemische reacties die tot de vorming van beide groepen verbindingen leiden, niet op dezelfde wijze worden beïnvloed. Overige extraheerbare stikstofverbindingen blijken noch door het geslacht, noch door de geslachtsrijpheid, noch door het seizoen te worden beïnvloed. In verband met de vrije aminozuren onderscheidt S. acanthias zich van de meeste beenvissen door (a) hoge gehalten aan glycine, leucine, cysteïne, cystine, proline, hydroxyproline en sarcosine, (b) het weinig of niet voorkomen van lysine en histidine. In geen enkel geval warden volgende vrije aminozuren waargenomen: methionine, tyrosine, tryptofaan, ornithine en -zoals vermeld- histidine. Evenmin worden anserine, carnosine en l-methyl-histidine gedetecteerd, hetgeen in tegenstelling is met wat voor de meeste beenvissen wordt waargenomen. Tenslotte worden bij het droge stof- en het totaal stikstofgehalte geen significante verschillen vastgesteld. De doornhaai blijkt in dit verband sterk af te wijken van de meeste andere vissoorten, waar wel duidelijke seizoeninvloeden te bespeuren vallen. De redenen hiervoor zijn dat er in de voeding geen seizoenverschillen te noteren zijn en dat de geslachtscyclus uitzonderlijk lang is (48 maanden) zodat deze minder van het organisme vergt. Vervolgens werd tijdens bewaarproeven in ijs bestudeerd hoe de vastgestelde verschillen in samenstelling van pas gevangen S. acanthias door de vermelde biologische factoren veroorzaakt, de evolutie van de extraheerbare stikstofverbindingen en de snelheid van bederf van de vis beïnvloeden. Ten einde de invloed van het spoeleffect van het smeltwater van het ijs na te gaan werd eerst een reeks uitloogproeven uitgevoerd. Hieruit bleek dat het spoeleffect voor praktisch alle proeven gedurende de eerste negen dagen het sterkst is. Aanzienlijke hoeveelheden stikstofbestanddelen worden tijdens deze periode uitgeloogd. Er kon worden aangetoond dat het verloop van diverse verbindingen o.m. ureum, TMAO, creatine, tijdens het bewaren, bijna uitsluitend door het spoeleffect bepaald wordt en niet door de biochemische afbraak. De meeste proeven toonden aan dat de kleine, niet geslachtsrijpe doornhaaien vlugger bederven dan de grote, geslachtsrijpe individuen. Verschillen in bederfsnelheid te wijten aan het geslacht of het seizoen werden echter niet waargenomen. Door de ureumafbraak worden grote hoeveelheden ammoniak gevormd ; nl. respectievelijk g |
|