Trends in het voorkomen van vissen en epibenthische evertebraten in de Noordzee: een vergelijking van data sets
van der Veer, H.W.; Craeymeersch, J.A.; van der Meer, J.; Rijnsdorp, A.D.; Witte, J. IJ. (1995). Trends in het voorkomen van vissen en epibenthische evertebraten in de Noordzee: een vergelijking van data sets. BEON Rapport = BEON-report, 95(3). RIKZ: Den Haag. 30 pp.
Deel van: BEON Rapport = BEON-report. Programma Bureau BEON: Den Haag. ISSN 0924-6576, meer
|
Auteurs | | Top |
- van der Veer, H.W.
- Craeymeersch, J.A., meer
- van der Meer, J., meer
|
- Rijnsdorp, A.D., meer
- Witte, J. IJ.
|
|
Abstract |
Dit rapport behandelt de lange termijn trends in het voorkomen van vissen en epibentische evertebraten in de Noordzee. De eerste bijdrage richt zich op de bruikbaarheid van fuikvangsten in de analyse van lange termijn trends in het voorkomen van vissen en vertebraten. Wil een fuik bruikbaar zijn voor een dergelijk doel, dan dient een constante fractie van de daar aanwezige populatie gevangen te worden door een fuik. Deze voorwaarde is getest door het vergelijken van de trends in vangsten van vissen en evertebraten in een aantal gelijktijdig geplaatste fuiken. Voor een aantal soorten werden identieke patronen gevonden. Sommige soorten vertoonden echter volledig tegengestelde patronen in de verschillende fuiken. Fuiken blijken bruikbaar bij de analyse van lange termijn trends in het voorkomen van vissen en evertebraten, echter dit geldt slechts voor een gedeelte van de gevangen soorten. In de tweede bijdrage worden de trends in voorkomen van een aantal evertebraten soorten in een drietal termijn series met elkaar vergeleken: namelijk het NIOZ-archief, bestaande uit meldingen van vangsten uit de visserij over de periode 1930-1990; de bijvangstgegevens van de RIVO-DLO surveys in de Noordzee 1970-1991; en de NIOZ fuikgegevens over de periode 1960-1991. Een zevental soorten bleek in meerdere series voor te komen: een wulk, de zeemuis, de zeeëgel, de Noordzeekrab, de helmkrab, de fluwelen zwemkrab en de zwemkrab. Op grond van de vergelijking van de verschillende series konden er geen definitieve conclusies getrokken worden. De vergelijking was slechts mogelijk over een relatief korte tijdsperiode van 20 jaar (1970-1991). Bovendien bleken de meeste soorten relatief weinig voor te komen en bovendien nogal onregelmatig verspreid te zijn. Voor de wulk en de zeeëgel leken de patronen redelijk overeen te stemmen. Bij de verschillende soorten krabben werden er geen overeenkomsten in patronen gevonden. Het NIOZ-archief lijkt zeker niet toepasbaar voor alle soorten. Een uitgebreidere analyse, waarbij ook andere groepen, zoals vissen, betrokken worden is noodzakelijk. Tevens lijkt het zinvol om de individuele soortsbenadering te verlaten ten gunste van meer algemenere technieken zoals principale analyse. |
|