Structurele diversiteit van nematodengemeenschappen van de Bligh Bank (Zuidelijke bocht van de Noordzee)
Gheskiere, T. (2000). Structurele diversiteit van nematodengemeenschappen van de Bligh Bank (Zuidelijke bocht van de Noordzee). MSc Thesis. Universiteit Gent: Gent. 91 pp.
|
Beschikbaar in | Auteur |
|
Documenttype: Doctoraat/Thesis/Eindwerk
|
Abstract |
Tijdens deze licentiaatsverhandeling werd het meiobenthos van de Bligh Bank nader onderzocht. De Bligh Bank behoort tot het Hinderbankencomplex, een complex van dieper gelegen, nog weinig onderzochte zandbanken van de Zuidelijke Bocht van de Noordzee. De densiteit van het meiobenthos van de Bligh Bank ligt in de grootteorde van een andere, reeds uitgewerkte Hinderbank (de Noordhinder). De diversiteit van de Hinderbanken is in het algemeen hoger dan de diversiteit van de Zeelandbanken en de Vlaamse Banken waarmee de algemene trend van kustafwaarts stijgende diversiteit wordt aangehouden. De densiteit van de banken ligt lager in vergelijking met de densiteit in de geulen. Deze lagere densiteiten op de banken worden verklaard door de hoogdynamische omgeving en hydrodynamische karakteristieken op de top en de flanken van de zandbank. Zowel de densiteit als de diversiteit van meiofaunagemeenschappen op de Bligh Bank zijn hoger in het najaar dan in het voorjaar door de aanwezigheid van enkele zeldzamere phyla en taxa. Dit stramien werd ook op andere banken reeds waargenomen en wordt verklaard door een koppeling met de primaire productie in het pelagiaal; waardoor er in het najaar meer sedimentatie van detritus plaatsvindt en er dus meer voedsel ter beschikking is voor de meiobenthische gemeenschappen. Meiobenthische gemeenschappen zijn in het algemeen sterk gecorreleerd met de granulometrie van het sediment maar de verschillen in sedimentsamenstelling op de Bligh Bank zijn echter te klein om meiobenthische gemeenschappen af te bakenen. Ook voor de Nematoda werden hogere densiteiten en diversiteiten waargenomen tijdens het najaar, opnieuw wordt dit geacht veroorzaakt te zijn door een koppeling met de primaire productie in het pelagiaal. Dit is een functionele respons, waarbij de diversiteit stijgt als gevolg van een verhoogd voedselaanbod. Er werd tevens een gradient waargenomen van kustafwaarts stijgende diversiteit. Op de Bligh Bank zelf werden tijdens het voorjaar twee min of meer gescheiden gemeenschappen gevonden, een gemeenschap aan de zuidelijke randen en een gemeenschap die eerder centraal en noordelijk te situeren is. Tijdens het najaar kon een onderscheid gemaakt worden tussen een min of meer zuidelijke en een noordelijke gemeenschap. Deze gemeenschappen werden eerder grofweg afgebakend daar de verschillen in sedimentkarakteristieken op de Bligh Bank te klein zijn om aan het sediment gerelateerde gemeenschappen af te bakenen. Uit de gemeenschapsanalyse van vier zandbanken van het Belgisch Continentaal Plat (die representatief zijn voor verschillende geografische gebieden) kon worden afgeleid dat de zandbanken zich eerder als eilanden gedragen, gekenmerkt door een eigen gemeenschap. De soorten die tot de gemeenschap van een bepaalde bank behoren kunnen deze niet verlaten daar hydrodynamische regimes en sedimenttransporten rond de zandbanken voor een onoverbrugbare barrière zorgen. Bij het vergelijken van de nematodengemeenschappen van de vier zandbanken viel vooral de zeer sterke dominantie op van waarschijnlijk met ectosymbiontische, chemoautotrofe bacteriën begroeide individuen van de soort Leptonemella aphonothecae op de beide onderzochte Hinderbanken (Bligh Bank en Noordhinder). Deze bacteriën spelen waarschijnlijk een rol in de zwavelcyclus van de sedimenten in en rond het gebied van de Hinderbanken. Verder moleculair onderzoek is vereist om het eventuele soortencomplex van Leptonemella aphonothecae verder uit te pluizen. Op de Kwintebank werd een duidelijk effect van fysische verstoring, namelijk zandwinning, op de nematodengemeenschappen waargenomen. Dit effect behelst het voorkomen van enkele families van nematoden (Epsilonematidae en Draconematidae) die kenmerkend zijn voor onstabiele sedimenten met een hoge hydrodynamiek. De gedachte om Nematoda als indicator te gebruiken voor bepaalde sedimenttypes wordt hier in twijfel getrokken daar op de vier bestudeerde zandbanken de grootste fractie medium zand blijkt te zijn en er niettegenstaande toch compleet verschillende nematodengemeenschappen per zandbank gevonden worden. Dit wijst er dus op dat er geen a priori vast te stellen nematodengemeenschappen te verwachten zijn in sedimenten met een welbepaalde granulometrie. |
|