Overslaan en naar de inhoud gaan
Publicaties | Personen | Instituten | Projecten
[ meld een fout in dit record ]mandje (0): toevoegen | toon Print deze pagina

Bruinvisstrandingen in Nederland in 2006: achtergronden, leeftijdsverdeling, sexratio, voedselkeuze en mogelijke oorzaken
Leopold, M.F.; Camphuysen, C.J. (2006). Bruinvisstrandingen in Nederland in 2006: achtergronden, leeftijdsverdeling, sexratio, voedselkeuze en mogelijke oorzaken. IMARES Wageningen Report, C083/06. NIOZ-rapport, 2006(5). 89 + annexes pp.
Deel van:
IMARES Wageningen Report. Wageningen UR. IMARES: IJmuiden, meer
NIOZ-rapport. Netherlands Institute for Sea Research (NIOZ): Den Burg. ISSN 0923-3210, meer

Beschikbaar in  Auteurs 

Trefwoorden
    Food preferences
    Population characteristics > Population structure > Age composition
    Population characteristics > Population structure > Sex ratio
    Stranding
    Phocoena phocoena (Linnaeus, 1758) [WoRMS]
    ANE, Nederland [Marine Regions]
    Marien/Kust

Auteurs  Top 
  • Leopold, M.F., meer
  • Camphuysen, C.J., meer

Abstract
    In september 2006 werden 64 bruinvissen onderzocht die eerder dat jaar dood op de Nederlandse kust waren aangespoeld. Voor zover de onderzochte bruinvissen voldoende vers waren voor een diagnose, bedroeg het percentage bijvangstslachtoffers 64-70%. Het merendeel van de onderzochte dieren was onvolwassen, maar de geschatte bijvangstpercentages onder jonge en volwassen bruinvissen waren niet verschillend. Bruinvissen spoelden in alle maanden van het jaar langs de kust aan, maar er waren twee perioden met bijzonder grote aantallen te onderscheiden. Een eerste golf van strandingen vond plaats in maart en april. Dit waren vooral gezonde, vers dode dieren, vaak met volle magen. Van de in het voorjaar gestrande en onderzochte bruinvissen was naar schatting 84% door verdrinking in visnetten gestorven. Een tweede golf vond plaats in de zomer. Dit betrof vooral ongezonde dieren, met geringe vetreserves en vaak met lege magen. Verdrinking als doodsoorzaak kwam onder de in de zomer gestrande en onderzochte dieren bij slechts 25% voor. Voor onderzoek ‘ongeschikte’ exemplaren (in verregaande staat van ontbinding) waren ongelijk verdeeld over het verzamelde materiaal: weinig in het voorjaar (wanneer het berekende bijvangstpercentage zeer hoog was), maar juist veel rotte dieren in de zomer (bij een veel lager bijvangstpercentage). Wanneer de gevonden bijvangstpercentages onder de verse kadavers worden doorvertaald naar de ongeschikte dieren, dan daalt het percentage bijvangstslachtoffers over de gehele onderzoeksperiode naar 53_57%. Als resultaat voor het onderzoek geldt daarom een ondergrens van 53% bijvangstslachtoffers (over alle verzamelde exemplaren, exclusief ‘mogelijke’ bijvangstslachtoffers) en een bovengrens van 70% (alleen berekend over de voor onderzoek geschikte dieren, inclusief de ‘mogelijke’ bijvangstslachtoffers. De aantallen bruinvissen, die op de Nederlandse stranden aanspoelen zijn de laatste jaren sterk gestegen. Naar verwachting zullen in 2006 ruim 500 bruinvissen aanspoelen. Bruinvissen zijn strikt beschermd onder de Flora en Faunawet voorvloeiend uit de EU Habitatrichtlijn. De stijging loopt parallel met een sterke toename van dieren die levend in zee voor de Nederlandse kust worden gezien. Het grote en jaarlijks snel toenemende aantal dood aanspoelende dieren, waaronder een hoog percentage bijvangstslachtoffers, is echter zeer zorgelijk.

Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid Top | Auteurs