Overslaan en naar de inhoud gaan
Publicaties | Personen | Instituten | Projecten
[ meld een fout in dit record ]mandje (0): toevoegen | toon Print deze pagina

Monitoring van het Linkerscheldeoevergebied in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20 februari 2002: resultaten van het derde jaar. Bijlage 8.6 van het derde jaarverslag van de Beheerscommissie Natuurcompensatie Linkerscheldeoevergebied
Spanoghe, G.; Gyselings, R.; Van den Bergh, E. (2006). Monitoring van het Linkerscheldeoevergebied in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20 februari 2002: resultaten van het derde jaar. Bijlage 8.6 van het derde jaarverslag van de Beheerscommissie Natuurcompensatie Linkerscheldeoevergebied. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud, 2006.1. AMINAL Afdeling Natuur: Brussel. 147 pp.
Deel van: Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud. Instituut voor Natuurbehoud: Brussel. , meer

Beschikbaar in  Auteurs | Datasets 
Documenttype: Wetenschappelijk rapport

Trefwoorden
    Monitoring > Environmental monitoring
    Protection > Environmental protection
    België, Zeeschelde [Marine Regions]
    Brak water; Zoet water

Auteurs  Top | Datasets 
  • Spanoghe, G.
  • Gyselings, R., meer
  • Van den Bergh, E., meer

Abstract
    Dit rapport geeft de toestand weer van Natura 2000 in het linkerscheldeoevergebied anno 2005. Het betreft de resultaten van het derde monitoringjaar in uitvoering van de resolutie van het Vlaams Parlement van 20/2/2002 en hoort als bijlage 8.6 bij het derde jaarverslag van de Beheercommissie Natuurcompensaties LSO. Het monitoringplan evalueert de evolutie van de natuurwaarden in het Natura 2000 gebied in de Waaslandhaven. Het hoofddoel is te evalueren of de uitgevoerde compensatiemaatregelen voldoen om de habitats en soorten in stand te houden waarvoor de Natura 2000 gebieden in het Linkerscheldeoevergebied zijn aangeduid. Onderzochte parameters zijn de vogelpopulaties, de vegetatie, enkele insectengroepen, amfibieën, vleermuizen, kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater in relatie tot fauna en flora. De habitatdoeltypen voor de compensatiegebieden volgens de compensatiematrix van het Nooddecreet zijn slik en schor, weidevogelgebied, strand en plas, riet en water, plas en oevers. Voor Riet en Water waren enkel de gebieden aangeduid in het kader van het Historisch Passief optimaal. De voor Riet en Water aangeduide gebieden in het kader van de compensaties voor Deurganckdok waren nog in ontwikkeling of inrichting. Wel is riet nog beschikbaar in niet direct hiervoor aangeduide gebieden. Voor de vogels typisch voor dit habitat waren de verliezen ten gevolge van de aanleg van het Deurganckdok nog niet gecompenseerd. Voor Strand en Plas was slechts een beperkt deel van de beoogde habitatoppervlakte in de compensatiegebieden gerealiseerd, maar dit tekort kon opgevangen worden door het vrijwaren van een deel van de werfsite Deurganckdok. De beoogde weidevogelgebieden waren in 2005 waren nog niet volledig ingericht. Enkel het natuurreservaat De Putten en enkele percelen in Doelpolder en Oud Arenbergpolder waren geschikt als weidevogelgebied. Voor weidevogels moet de volledige compensatie van de verliezen op terrein nog worden gerealiseerd. Bijkomend slik en schor werd in 2004 gerealiseerd in het Paardenschor waar 11 ha slik en schor bijkwam. De ontwikkeling hiervan werd van nabij opgevolgd. Tussen de afwerking mei 2004 en najaar 2005 sedimenteerde er gemiddeld 1,8 cm, maar op verschillende plaatsen trad ook erosie op. De ontwikkeling van een benthos gemeenschap is gestart. Het slik wordt door foeragerende watervogels gebruikt. Begin van vegetatieontwikkeling in enkele nieuwe gebieden werd onderzocht. In 2005 kwamen 12 soorten broedvogels van de bijlage I van de Vogelrichtlijn tot broeden, waarvan 10 in de compensatiegebieden. Het aantal broedparen voor de Kluut Recurvirostra avosetta en de Visdief Sterna hirundo was dit jaar hoger in vergelijking met de voorgaande jaren. Ook de Strandplevier (op de Bijlage I sinds 1 mei 2004) was kwam in hoger aantal voor dan de 2 voorgaande jaren. Zwartkopmeeuwen behielden een vrij hoog broedaantal in het studiegebied. De Lepelaar Platalea leucorhodia was, met 11 broedgevallen in de Verrebroekse Plassen, weer licht gestegen. De aantallen voor Roerdomp Botaurus stellaris, Bruine Kiekendief Circus aeruginosus, Slechtvalk Falco peregrinus, IJsvogel Alcedo atthis en Blauwborst Luscinia svecica waren vergelijkbaar met die van de voorgaande jaren. De meeste soorten van strand- en plasvlaktes, slikken en schorren (Kluut en plevieren), weidevogels (Grutto Limosa limosa, Tureluur Tringa totanus, Veldleeuwerik Alauda arvensis, Graspieper Anthus pratensis) en soorten van open water (eendachtigen) kenden een stabiele of stijgende populatie in de periode 2003 tot en met 2005. Enkele compensatiegebieden trokken reeds doelsoorten aan. Wanneer we vergelijken met de instandhoudingsdoelstellingen voor het hele linkerscheldeoevergebied dan merken we dat vooral weidevogels en vogels van plas en oever, slik en schor deze aantallen niet halen. Het broedsucces van de Kokmeeuwen was over de drie jaar stabiel en zeker hoog genoeg om van een zichzelf onderhoudende populatie te kunnen spreken.

Datasets (2)
  • MNO Monitoring Waaslandhaven, meer
  • MNO Monitoring van evoluties Paardenschor, meer

Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid Top | Auteurs | Datasets