Verbetering van het ESTMORF model voor het Schelde estuarium: uitbreiding van het model met de Beneden-Zeeschelde en een verificatie van het model op basis van waarnemingen voor de periode 1990-2002
Wang, Z.B.; Jeuken, C.J.L. (2006). Verbetering van het ESTMORF model voor het Schelde estuarium: uitbreiding van het model met de Beneden-Zeeschelde en een verificatie van het model op basis van waarnemingen voor de periode 1990-2002. WL | Delft Hydraulics: Delft. III, 148 pp.
|
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Projectrapport
|
Trefwoorden |
Dredging Dumping Models River morphology Marien/Kust; Brak water |
Project | Top | Auteurs |
- LTV O&M actieplan 2004 voor morfologisch onderzoek, meer
|
ContactgegevensOpdrachtgever: Vlaamse overheid; Beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken; Vlaams Ministerie Mobiliteit en Openbare Werken; Departement Mobiliteit en Openbare Werken; Waterbouwkundig Laboratorium (WL) , meer
Auteurs | | Top |
- Wang, Z.B., meer
- Jeuken, C.J.L., meer
- Van der Weck, A., revisor, meer
|
- Ides, S., revisor, meer
- Plancke, Y., revisor, meer
|
|
Abstract |
In voorliggende studie is het bestaande ESTMORF model voor het Schelde estuarium verbeterd door: i) de kalibratie van het Westersehelde deel te herzien op basis van nieuwe verbeterde ingreepgegevens, ii)het morfologische modeldomein uit te breiden met de Beneden Zeeschelde en iii) het opnieuw gekalibreerde model te verifiëren op basis van de gegevens voor de periode 1990-2002. De resultaten van de studie leiden tot de volgende hoofdconclusies: 1. Het gekalibreerde model met de Beneden Zeeschelde reproduceert de meeste gemiddelde trends (richting en grootte) van erosie en sedimentatie in de geulen goed. Het precieze verloop (in de tijd) van de cumulatieve tendensen van erosie en sedimentatie kan niet voor alle geulen goed worden weergeven. 2. De weergave van de intergetijdengebieden is slechter dan die voor de geulen. Dit is inherent aan: het niet kunnen modelleren van migratieprocessen van (kort)sluitgeulen in een netwerkmodel, de lagere kwaliteit van de empirische relatie voor de intergetijdengebieden, het ontbreken van een empirische relatie die de breedte/diepte-verhouding van geulen relateert aan het areaal van de intergetijdengebieden. 3. De overeenkomst tussen voorspelling en waarnemingen van het opnieuw gekalibreerde en met de Beneden Zeeschelde uitgebreide model is voor de Westersehelde weer vergelijkbaar met het oorspronkelijke gekalibreerde model. 4. De overeenkomst tussen de berekende en de waargenomen morfologische veranderingen in de verificatieberekening is vergelijkbaar met de kalibratieberekening. 5. Het model kan goed worden ingezet voor het bepalen van veranderingen in de zandbalans van deelgebieden op de ruimteschaal van macrocellen en individuele geulen. 6. Voor de ontwikkelingen van de intergetijdengebieden kan het model niet als voorspellende gereedschap worden gebruikt, zeker niet in absolute zin. Het model kan voor deze gebieden alleen op een relatieve manier worden gebruikt. |
|