Potentiële primaire productie in het oostelijke deel van de zuidelijke Noordzee
de Kroon, J.C. (1971). Potentiële primaire productie in het oostelijke deel van de zuidelijke Noordzee. NIOZ-rapport, 1971(1). Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee: Texel. 49, 8 pp.
Deel van: NIOZ-rapport. Netherlands Institute for Sea Research (NIOZ): Den Burg. ISSN 0923-3210, meer
| |
Abstract |
Gedurende de jaren 1968-1969 werd een begin gemaakt met het onderzoek naar primaire produktie in het oostelijke deel van de Zuidelijke Bocht van de Noordzee. Primaire produktie werd gemeten met de C14-methode door middel van een aangepaste incubatortechniek. De resultaten werden als potentiële primaire produktiewaarden gekenschetst. Alhoewel de betekenis van potentiële primaire produktie, voor de bepaling van in situ primaire produktie, tamelijk beperkt is, kunnen tenminste in relatieve zin, verschillen in productiviteit aangegeven worden tussen verschillende delen van het gebied. Op deze wijze kon worden aangetoond dat er een toename is in potentiële primaire produktie naar de kust toe. Dit effect duidt op een voedingsstoffentekort, dat in augustus, in het grootste deel van het onderzochte gebied, primaire produktie beperkte. De planktonbloei in het voorjaar moet reeds in maart en april 1968 hebben plaatsgevonden, gezien de goede weersomstandigheden gedurende deze maanden. Dit wordt dan ook als de oorzaak gezien voor de relatief lage primaire productieresultaten in mei 1968. In november 1968 was er geen kustwaartse toename van potentiële primaire produktie, hetgeen veroorzaakt kan zijn door voor primaire productie slechter wordende omstandigheden in het minder zoute water. Het distributiepatroon van potentiële primaire produktie toonde een dominerende invloed van het Rijn-Schelde estuarium, hetgeen vooral gedurende de februaritocht goed tot uiting kwam. De pH wordt sterk door primaire produktie beïnvloed. Dit resulteerde in uitzonderlijk hoge pH waarden in augustus. |
|