Overslaan en naar de inhoud gaan
Publicaties | Personen | Instituten | Projecten
[ meld een fout in dit record ]mandje (0): toevoegen | toon Print deze pagina

Effects of vegetation patterns and grazers on tidal marshes
Elschot, K. (2015). Effects of vegetation patterns and grazers on tidal marshes. PhD Thesis. RUG: Groningen. ISBN 978-90-367-8087-2. 147 pp. hdl.handle.net/11370/8f7cbf85-dbbf-41b8-98aa-6f328941dad6

Thesis info:

Auteur  Top 
  • Elschot, K.

Abstract
    SAMENVATTINGdoordat de toename in dichtheid van de grond de aanwezigheid van zuurstof in debodem reduceerd, waardoor de a*raak van organisch materiaal door microben in debodem wordt afgeremd. Deze effecten door vertrapping van grote grazers op bodemprocessenis in de ecologie tot nu toe grotendeels genegeerd, maar zijn belangrijk in deafweging of vee geïntroduceerd kan worden in natuurgebieden waar nog niet eerder veebegrazing heeft plaats gevonden.Naast bovengrondse begrazing zijn er ook grazers op kwelders die in de kwelderbodemgraven naar ondergrondse wortelstokken van de vegetatie. De hele plant wordt hierbijverwijderd en bij dit type begrazing is het veel lastiger voor de vegetatie om weer teherstellen. Dit ondergrondse grazen (of wroeten) resulteert doorgaans in open plekkenin de kweldervegetatie. In extreme gevallen kan dit zelfs leiden tot volledige verwoestingvan grote kwelder oppervlakten. In hoofdstuk 5 hebben wij gekeken naar het herstelvan kale plekken die gecreëerd zijn door wroetende grauwe ganzen. Daarnaast hebbenwe de natuurlijke successie van het volledige landschap meegenomen. In ons studiegebied bevindt zich een hele grote populatie grauwe ganzen, maar de laatste jaren neemtdit aantal af. We willen nu weten of het voedselaanbod voor de grauwe ganzen afneemtdoor het wroeten van de ganzen zelf of dat dit een effect is van natuurlijke successie. Uitonze studie bleek dat de kale plekken in ongeveer 12 jaar herstelden naar een vegetatievergelijkbaar met wat er aanwezig was voor de ganzen begonnen met wroeten. Degrauwe ganzen reduceerden met het wroeten dus wel degelijk hun voedselaanbod, maardit was slechts een tijdelijk effect. Terwijl de kale plekken herstelden vestigden verschillendeplanten uit jongere successie stadia zich in de kale plekken. De wroetende ganzenhadden dus een positief effect of de plantendiversiteit. Op landschapsschaal vonden weeen hele snelle ophoging van het maaiveld, en deze was zelfs hoger dan de gemeten zeeniveaustijging. Ook was er een sterke afname van zeebies, Bolboschoenus maritimus,terwijl strandkweek, Elytrigia atherica, sterk toenam. Zeebies domineert doorgaans delager gelegen depressies tussen de verhoogde kreekbanken, terwijl strandkweek op dezeverhoogde banken domineert. Een verhoging van het maaiveld geeft strandkweek dekans om zich uit te breiden van de banken naar de lager gelegen depressies. Hierdoor zalzeebies afnemen. Gebaseerd op deze resultaten concluderen wij dat natuurlijke successieresulteert in een afname van zowel het voedselaanbod als de grauwe ganzen en nietdoor het creëeren van kale plekken door de wroetende ganzen zelf. Daarnaast, en integenstelling tot eerdere studies die de negatieve effecten van wroetende ganzen latenzien op de kwelders, vonden wij een positief effect op de plantendiversiteit doordat desuccessie lokaal in de tijd terug werd gezet.EFFECTEN VAN GROTE GRAZERS EN HETEROGENITEIT OP DEAANTALLEN KLEINE GRAZERSDe aantallen van kleine grazers die aanwezig zijn op kwelders is a)ankelijk van delokale productiviteit. Op jonge kwelders is de lokale productiviteit nog erg laag, gelimiteerdebiomassa productie van de lokale vegetatie limiteert het aantal kleine grazers dateffectief kan fourageren in het gebied. Met toenemende successie neemt de productiviteiten het aantal kleine grazers toe. Als de successie verder gaat, neemt het voedselaanbodweer af doordat het aantal planten met hoge voedingswaarde afneemt in hetsysteem en het aantal planten met lage voedingswaarde toeneemt. Hierdoor nemen deaantallen kleine grazers weer af in het gebied. Op dat moment kan de introductie vanvee voor de kleine grazers facciliteren, doordat het aantal planten met hoge voedingswaardeweer toeneemt in de aanwezigheid van vee. In lijn met andere studies, vonden weook een groter aantal kleine grazers (brandganzen, rotganzen en hazen) in het veebegraasde gebied. Maar toen we focusten op de aantallen grauwe ganzen, was er geenenkele aanwijzing dat vee voor de grauwe gans faciliteert (hoofdstuk 6). Zoals eerdervermeld neemt het aantal grauwe ganzen af in ons studie gebied. Maar in tegenstellingtot de kleine bovengrondse grazers, vonden we geen facilitatie van ondergronds wroetendegrazers in de aanwezigheid van vee.Naast de effecten van grote grazers, vonden wij ook een effect van kleinschalige heterogeniteitin kwelder topografie dat de aantallen kleine grazers beïnvloedde (hoofdstuk4). Deze patronen in kwelder topografie bestaat uit een mozaïk van hoger gelegen “hummocks”en lager gelegen “depressies” (samen ongeveer een paar vierkante meter ingrootte). In vier verschillende Europese kwelders hebben we de grondprofielen onderdeze patronen met grond boringen in kaart gebracht. Hieruit bleek dat de patronen algevormd zijn in de pionier fase, voordat er kwelder gevormd wordt en fijn sedimentneerslaat op de grove onderliggende zandlaag (box 1). Ook bleek dat ona)ankelijk vande kwelder leeftijd (van pionier fase tot en met 120 jaar oude kwelder), de aanwezigheidvan deze patronen de plantendiversiteit verhoogde (hoofdstuk 4). Als laatste vonden weeen hele hoge begrazingsdruk van hazen op de hoger gelegen hummocks, wat vooral injonge (15 en 30 jaar oude) successiestadia sterk verhoogd was in vergelijking tot relatiefhomogene kwelder. Ondanks studies die laten zien dat een te lage primaire productie injonge kwelders het aantal grazers limiteert, vinden wij in jonge kwelders een verhoogdeprimaire productie op de hoger gelegen hummocks waar de hazen van profiteren.IMPLICATIES VOOR MANAGEMENTVeel Europese kwelders worden begraasd door zowel inheemse grazers als door vee.Vanuit een management perspectief is het dan ook zeer belangrijk om te begrijpen watde effecten van deze verschillende grazers zijn op de vegetatie en belangrijke ecosysteemprocessen. Gebaseerd op de resultaten in dit proefschrift concludeer ik dat de kleinebovengrondse grazers weliswaar de vegetatiehoogte reduceren, maar dat ze vrijwel geeninvloed op belangrijke ecosysteem processen hadden (die zijn onderzocht in dit proefschrift,hoofdstukken 2 en 3). Wroetende grazers hadden een groot effect op desamenstelling van de vegetatie en verhoogden de plant diversiteit, maar dit effect was tijdelijk,want de kale plekken herstelden uiteindelijk weer naar een vergelijkbare vegetatiesamenstelling als voorheen (hoofdstuk 5). Begrazing door vee had een enorm effectdoor het aanstampen van de bodem. Dit reduceerde de ophoging van het kweldermaaiveld(hoofdstuk 2), terwijl de koolstofopslag in de bodem toenam (hoofdstuk 3). Of depositieve effecten van veebegrazing (verhoging van koolstofopslag en planten diversiteit)opwegen tegen de negatieve effecten (verlaging van het maaiveld), zal per kweldergebiedverschillen. Kwelders met een hoge sediment depositie zullen minder problemen ondervindenmet veebegrazing en de resulterende verminderde ophoging van het kwelderoppervlakte. In deze gebieden zou veebegrazing dus actief de koolstofopslag kunnenverhogen naast het in stand houden van de biodiversiteit. De effecten van de verschillendegrazers op de kweldervegetatie en de bodem eigenschappen moeten in toekomstigestudies wel meegenomen worden, waarbij vaak met behulp van theoretischemodellen wordt bepaald of kwelders kunnen meekomen met het versneld stijgend zeeniveau.

Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid Top | Auteur