Growth and nitrogen metabolism of marine diatoms in brackish water in response to salinity fluctuation
Rijstenbil, J.W. (1989). Growth and nitrogen metabolism of marine diatoms in brackish water in response to salinity fluctuation. PhD Thesis. Universiteit Amsterdam: Amsterdam. 176 pp.
|
Beschikbaar in | Auteur |
|
Documenttype: Doctoraat/Thesis/Eindwerk
|
Abstract |
In het Deltagebied vinden we een rijke schakering aan brakke wateren. Verschil in mengverhouding van zoet en zout water bepaalt het gemiddelde zoutgehalte; de dynamiek van de waterhuishouding bepaalt de stabiliteit van het zoutgehalte (Heerebout, 1970). Hierdoor kan het watertype uiteenlopen van een klein brakwatermeer met snelle fluctuaties in het zoutgehalte, tot een estuarium met een stabiele horizontale zoutgradiënt. Als gevolg van de Deltawerken werden zoute wateren getijloos. De organismen in brakwatermeren zijn hier in een isolement geraakt; hun onderlinge relaties moesten worden aangepast aan een nieuwe situatie. met een vaak onregelmatige toevoer van zoet water. In getijdewateren van het Deltagebied zijn zoetwaterstromen verlegd, ondermeer naar de Westerschelde; verstoringen in het ecosysteem kunnen het gevolg zijn. Een onregelmatige zoetwaterlozing verstoort ecosystemen zodanig dat maar een beperkt aantal organismen zich hierin weet te handhaven. Elk organisme heeft een zoutgehalte waarbij het een maximale groeisnelheid kan realiseren. De zouttolerantie heeft onder- en bovengrenzen; wanneer deze grenzen worden overschreden, kan het organisme niet meer leven. Meestal treden voor het bereiken van die specifieke grenzen veranderingen op in de groei, en beïnvloedt daardoor de diversiteit van de brakwater levensgemeenschappen. Een verandering van het zoutgehalte zal de concurrentie verstoren en een selectie in gang zetten. De organismen die de energie kunnen opbrengen om hun inwendige osmotische druk aan te passen aan het zoutgehalte hebben de meeste kans om zich te handhaven. De soorten welke bij een gegeven zoutgehalte de minste energie spenderen aan deze "osmoregulatie", maken optimaal gebruik van voedsel en energie. Het fytoplankton vormt met behulp van lichtenergie, koolzuur en voedingszouten (stikstof, fosfaat, silicaat) organische stof, welke voor een groot deel de energiebron is voor de verdere voedselketen. Deze microscopisch kleine planten worden passief met een waterpakket meegevoerd. In grote ecosystemen zoals estuaria is het fytoplankton gewend aan geleidelijke veranderingen van het zoutgehalte. Fytoplankton is doorgaans ook gevoeliger dan benthische algen voor osmotische instabiliteit in een brak estuarium (Admiraal. 1977). In kleine brakke meren ondergaat het fytoplankton bovenin de waterkolom soms snelle osmotische veranderingen. Een taak van het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek is het bestuderen van veranderingen in de waterorganismen veroorzaakt door veranderingen in het abiotische milieu. Hierin past de vraagstelling hoe periodieke veranderingen van het zoutgehalte de fytoplanktonsamenstelling beïnvloeden, en welke mechanismen hieraan ten grondslag liggen. Dit onderzoek beperkt zich tot de invloed van een natuurlijke, geleidelijke verzoeting op het fytoplankton in (van origine) mariene ecosystemen. Osmotische effecten in fytoplankton zijn een afgeleide van a) de snelheid en intensiteit van verzoeting, b) een soort-eigen tolerantie. Tijdelijke verzoeting brengt een complex van veranderingen teweeg: 1. Door menging van zoet en zout water vlokken deeltjes uit; de hierdoor veroorzaakte troebeling beïnvloedt het lichtregime. 2. In veel gevallen is het zoete verdunningswater eutroof, hierdoor kunnen groeisnelheden tijdelijk toenemen. 3. Vele zoetwatersoorten sterven in brak water, waardoor indirect nog meer voedingszouten in het ecosysteem komen. 4. Enkele zouttolerante soorten handhaven zich in brak water (Mur, 1971), en competeren met de mariene soorten. In de literatuur wordt de mate van aanwezigheid van fytoplanktonsoorten in relatie gebracht tot het zoutbereik (Pankow, 1976). Dat dit niet zondermeer mag, zal duidelijk zijn uit de voorgaande opsomming. Soms is de zoutgehalte versus groei relatie alleen onderzocht door een soort te gewennen aan uiteenlopende, constante zoutgehalten (Brand, 1984). Gegevens over de invloed van geleidelijke veranderingen in het zoutgehalte op de fytoplanktongroe |
|