Habitatkartering en beschrijving van Nederlandse kustwateren
Wintermans, G.; Dankers, N.M.J.A.; Leewis, R.J.; Molegraaf, P.; De Nooyer, D.; Reents, S.; Staeyert, F.; Wegman, R.C.C.; Hartgers, E.M.; de Jonge, P.D.; Rijnsdorp, A.D.; van der Veer, H.W.; Witte, J. IJ.; Herman, P.M.J.; de Vries, M.; Thoolen, P.; Vonk, M.; Baart, A.; Boon, J. (1996). Habitatkartering en beschrijving van Nederlandse kustwateren. BEON Rapport = BEON-report, 96(5). RIKZ: Den Haag. [diff. pag.] pp.
Deel van: BEON Rapport = BEON-report. Programma Bureau BEON: Den Haag. ISSN 0924-6576, meer
| |
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Projectrapport
|
Auteurs | | Top |
- Wintermans, G.
- Dankers, N.M.J.A., meer
- Leewis, R.J.
- Molegraaf, P.
- De Nooyer, D.
- Reents, S.
- Staeyert, F.
|
- Wegman, R.C.C.
- Hartgers, E.M., meer
- de Jonge, P.D.
- Rijnsdorp, A.D., meer
- van der Veer, H.W.
- Witte, J. IJ.
|
- Herman, P.M.J., meer
- de Vries, M.
- Thoolen, P., meer
- Vonk, M.
- Baart, A.
- Boon, J.
|
Abstract |
De activiteiten in 1995 bestonden uit een viertal duidelijk gescheiden activiteiten, die een onderlinge samenhang vertoonden: 1 het verkennen van het ecotoop- en habitatbegrip en een eerste aanzet geven tot een kaart voor de westelijke Waddenzee; 2 het beschrijven van de ruimtelijke verdeling van visgemeenschappen uit het kustgebied, de delta, de voordelta en de Waddenzee; 3 het beschrijven van de verspreiding van verschillende groepen vissen in de Waddenzee in relatie tot hun voedsel en habitateisen; 4 het bepalen van (vooral) fysische parameters die dichtheid en groei van een aantal bodemdieren bepalen. Dit deelonderzoek werd verricht om inzicht te krijgen in onderliggende processen in tegenstelling tot de meer beschrijvende onderdelen 1-3. De beschrijving van de verspreiding van visgemeenschappen (2) en groepen van vissen in relatie met hun voedsel of habitat (3) zou gebruikt moeten worden om de ecotoopkaarten die in eerste instantie gebaseerd zijn op fysische parameters, verder onder te verdelen vergelijkbaar met de methodiek zoals gebruikt in de BIOMAR- classificatie die op Europees niveau (EU-project) wordt ontwikkeld. Het is zeer waarschijnlijk dat het voorkomen van organismen niet uitsluitend wordt bepaald door de duidelijk waarneembare fysische en biologische eigenschappen van de locatie. Om na te gaan of de microverspreiding van voedsel een belangrijke factor was werd onderdeel 4 uitgevoerd. De rapportages betreffende onderdeel 2 en 3 kunnen als op zichzelf staand en afgerond worden beschouwd. Onderdeel 1 en 4 maken deel uit van een langer lopend project en de rapportages verdienen nog geen brede verspreiding. Er bestaat verwarring over de termen habitat, ecotoop en biotoop. In het beleid worden deze termen door elkaar gebruikt. Voorgesteld wordt de term habitat te reserveren voor een benadering waarbij vanuit een organisme gedacht wordt. Een habitat kan dan gedefinieerd worden als 'het type omgeving waarin een organisme leeft'; het wordt bepaald door de eisen die dat organisme aan zijn omgeving stelt. Deze benadering is belangrijk bij het beschermen van bedreigde organismen. Bij een integraal beleid waarbij van een aantal functies wordt uitgegaan, heeft het meestal voordelen het ecotoopbegrip te hanteren. Binnen een bepaald ecotoop is ruimte voor een aantalorganismen of een levensgemeenschap. Als definitie voor ecotoop wordt aanghouden 'een geografische eenheid die binnen bepaalde grenzen homogeen is wat betreft de belangrijkste hydraulische, morfologische en fysisch-chemische omgevingsfactoren die relevant zijn voor de biota'. Voor de kartering en beschrijving van de Nederlandse kustwateren zal worden uitgegaan van ecotopen. Verschillende classificaties zijn op dit moment in gebruik. Voor een deel sluiten deze aan bij de eisen die door de EU gesteld worden in het kader van de GORINE- en BIOMAR-benadering. Binnen een bestaand hiërarchisch systeem is het mogelijk de bestaande classificaties onder te brengen en met elkaar te vergelijken. In dat hiërarchische systeem worden de onderdelen op verschillende schalen onderscheiden en in kaart gebracht. De mate van detail neemt dus toe naarmate men lager in het systeem komt, en in de lagere niveaus worden ook organismen ingebracht. Het laagste niveau komt overeen met een habitat. De volgende niveaus worden onderscheiden: ECODISTRICT, ECOSECTIE, ECOSERIE, ECOTOOP and ECO-ELEMENT . Bij het vervaardigen van ecotoopkaarten wordt aangesloten bij het in ruime mate geaccepteerde BIOMAR-model. De belangrijkste fysische parameters (bepaald in een eerder BEON-project) worden in kaart gebracht en in een Geografisch Informatiesysteem (GIS; ARC-INFO) verwerkt. Door middel van overlays en door de gebruiker samen te stellen legenda's en klassegrenzen kunnen ecotoop en habitatkaarten gemaakt worden. Voor de westelijke Waddenzee worden voorbeelden gegeven. Het inbrengen van informatie betreffende het voorkomen van organismen en het ontwikkelen van rekenmodules om optimale ontwikkelingsomstandigheden in kaart te brengen is onderdeel van het vervolgproject in 1996/97. |
|