- Context
De kern van dit project wordt bepaald door de problematiek van de habitatfragmentatie en de bedreiging die dit vormt voor de biodiversiteit, een problematiek die prioriteit gekregen heeft op de (inter)nationale agenda. Het aantal conventies, akkoorden en amendementen is dan ook gestaag gegroeid. In deze akkoorden ligt de nadruk op de noodzaak om de biodiversiteit te bewaren op soort, subsoort, variëteit en populatieniveau wegens hun belang op ecologisch, genetisch, sociaal, economisch, wetenschappelijk, educatief, cultureel, recreatief en esthetisch vlak. Voor het zoetwatermilieu vormen het herstel van de waterkwaliteit en hydromorfologie van waterlopen, en het behoud of herstel van longitudinale en laterale verbindingen de centrale thema’s van twee internationale decreten: de Europese Kaderrichtlijn Water en het Benelux decreet M 96, met respectievelijke deadlines in 2015 en 2010.
- Beschrijving van het project
- Doelstellingen
Bouwwerken en bepotingsprogramma’s met niet-inheemse soorten of variëteiten vormen potentieel een belangrijke bedreiging voor de visfauna in Belgische rivieren. Bouwwerken op rivieren kunnen vissen verhinderen migraties te ondernemen tussen habitats die vitaal zijn voor hun populaties. Verder verhinderen ze de uitwisseling van genetisch materiaal, leiden ze tot een reduktie van de effectieve grootte en genetische diversiteit van populaties en verhogen ze de kans op lokale extinctie. Bepotingsprogramma’s behelzen dikwijls de introductie van niet-inheemse genotypes in natuurlijke populaties. Verder leiden ze dikwijls tot accidentele introducties van niet-inheemse vissoorten en kunnen op die manier de verspreiding van pestsoorten in de hand werken. Hoewel bepotingsprogramma’s tot een tijdelijke en oppervlakkige verrijking van lokale visgemeenschappen of genenpoelen kunnen leiden, dragen ze over het algemeen bij tot een verlies aan biodiversiteit via een homogenisering van de samenstelling van gemeenschappen en een vermindering van genetische differentiatie tussen populaties.
Dit project heeft tot doel de invloed van deze factoren op visgemeenschappen in te schatten en oplossingen aan te rijken die, waar nodig, een effectieve remediëring toelaten.
Dit zal gebeuren via een benadering die bestaat uit drie stappen:
(1) een beschrijvende veldstudie met genetische analyse,
(2) een studie die de zwem- en springcapaciteiten van plaatselijke vissoorten bestudeert,
(3) en een studie die de werkelijke migratie in het veld opvolgt.
- Methodologie
Een beschrijvende veldstudie naar de diversiteit van visgemeenschappen in de omgeving van een groot aantal verschillende types bouwwerken op waterlopen die potentieel een obstructie vormen voor vismigratie. De selectie van de modelsystemen zal representatief zijn voor zowel het noordelijk, laagland als zuidelijk, hogerop gelegen landsgedeelte. De veldstudie omvat gemeenschapsecologische analyses, alsook genetische analyses voor een beperkt aantal doelsoorten die representatief zijn voor Belgische riviersystemen en die met elkaar contrastreren in bepotingshistoriek (beekforel, rivierdonderpad, blankvoorn en driedoornige stekelbaars). Bij de genetische analyses zullen geavanceerde technieken worden toegepast (o.a. ontwikkeling en gebruik van hypervariabele microsatellietmerkers) die zullen toelaten om de populatie-genetische gevolgen van artificiële barrieres en bepoting te bestuderen.
De bewegingsfysiologie van een groot aantal inheemse vissoorten (zwem- en springvermogen), alsook het daarmee geassocieerde energieverbruik zullen worden gemeten onder gecontroleerde laboratoriumomstandigheden. Deze experimentele gegevens zullen de basis vormen voor de ontwikkeling van soortspecifieke modellen die toelaten het succes te voorspellen waarmee vissen bepaalde obstakels kunnen overbruggen. Dit model zal gevalideerd worden aan de hand van gegevens, bekomen voor de populaties in de modelsystemen.
Het vermogen van vissoorten om artificiële obstructies te overbruggen zal in reële veldsituaties worden nagegaan met behulp van telemetrie (PIT en radio telemetrie) bij een subset van de bestudeerde modelsystemen. Deze gegevens zullen gebruikt worden voor de evaluatie van voorspellingen, gedaan aan de hand van het model, en om het eventuele effect van obstakels op gene flow na te gaan. Van de vissen die worden gebruikt voor telemetrie en bewegingsfysiologie zullen eveneens de genotypes bepaald worden.
Zowel het Instituut van Natuurbehoud als het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer waren partners in dit project.
|